Een beeld van een aftocht

Inleiding 

In dit artikel wordt de uittocht van het Spaanse garnizoen als gevolg van de verovering van Hulst door Frederik Hendrik in 1645 besproken aan de hand van drie typen primaire bronnen uit of net na 1645.


1. De capitulatievoorwaarden betreffende het Spaanse garnizoen van Hulst.

2. Twee oggetuigenverslagen:
  – een van een legerpredikant die het beleg meemaakte.
  – een anoniem handschrift met een beknopte rapportage van het beleg.

3. Drie pentekeningen met een impressie van het vertrek van het Spaanse garnizoen van Hulst.

Afbeelding 1

Het begin van een anoniem,  ongefolieerd 1en ongedateerd handschrift met een verslag in kroniekvorm van het beleg van Hulst in 1645.


Het verslag vangt aan met:
Verclaringe van de meeste ende notabelste geschiedenissen voorgevallen gedurende de eenendertigh dagen belegh der stadt hulst (…) 

(Zeeuws Archief Middelburg, Handschriftenverzameling nr. 4146)

Indeling van het artikel.

Hoofdstuk 1.
Plaatst de aanval op Hulst in het historisch kader van de Nederlandse Opstand.
Hoofdstuk 2.
Bespreekt het toenmalige gebruik van de overwinnaar om de verliezer vrij en eervol weg te laten trekken.
Hoofdstuk 3.
Bevat het hoofdonderwerp: de vrije uittocht van het Spaanse garnizoen uit Hulst.
Hoofdstuk 4.
Zet ter vergelijking de capitulatievoorwaarden bij de inname van Hulst in 1794 tegenover die in 1645.

Hoofdstuk 1    Nu is de haag verschrikkelijk door de hulst 2.

Johannes Looff had sinds 1634 een vaste betrekking in Middelburg als stempelsnijder bij de Munt van het gewest Zeeland in de Republiek der Verenigde Nederlanden.

Afbeelding 2

Voorbeeld van de onderkant van een muntstempel, bestaande uit een cilindervormig stuk staal. De stempelsnijder of graveur heeft met een graveerstift letters (in spiegelschrift) en een randversiering verdiept uitgesneden, in dit geval ‘stad utrecht 1710’. Met deze muntstempel zijn zo veel munten geslagen (gestempeld), dat het geplette metaal aan de slagzijde (achterkant foto) uitstulpt.

(collectienederland.nl, Centraal Museum, Utrecht)

Het inkomen van Looff uit zijn betrekking bij de Zeeuwse Munt was dermate bescheiden, dat hij regelmatig historische gedenkpenningen ontwierp en verkocht in eigen beheer. Op deze wijze speelde hij handig in op de opzienbarende successen van Frederik Hendrik, Prins van Oranje, in het eindstadium van de Nederlandse Opstand tegen de wettige landsheer, de koning van Spanje.

Afbeelding 3

De beeldzijde van de door Johannes Looff gegraveerde herinneringspenning van de inname van Hulst in 1645. Bovenaan op de banderol (het tekstlint) staat de Latijnse tekst ‘nunc sepes horrida rusco’ (nu is de haag verschrikkelijk door de hulst), vrij vertaald: nu draagt ook de vesting Hulst als een haag van hulst bij tot de verdediging van de Republiek. Onder deze titelspreuk houden twee putti (mollige naakte baby’s) het stadswapen vast. In het midden het profiel van de stad achter een dubbele wal met links van het midden de Gentse Poort met een ravelijn ervoor. De markante gebouwen zijn uitvergroot en met grote precisie gegraveerd. Onderaan de munt wemelt het in Frederik Hendrik’s hoofdkwartier van de militairen, inclusief de prins te paard, bevelen gevend met de commandostok in de linker arm. Links midden en onderaan braken een aantal vurende batterijen veel rook uit. Linksboven is een fors projectiel met een boog onderweg naar de stad. Alsof er van een strijd geen sprake is, kijken rechtsonder twee paarden van dichtbij naar het geschut, terwijl de overal in de polders aanwezige ganzen onverstoorbaar grazen: oorlog en idylle naast elkaar!

 (Teylersmuseum, Haarlem, collectie Pieter Teyler van der Hulst, objectnr. TMNK 00505)

Als opperbevelhebber van het ‘Staatse Leger’ slaagde Frederik Hendrik er tussen 1625 en 1645 in om het relatief kleine grondgebied van de Republiek aanmerkelijk uit te breiden met de inname van een indrukwekkende reeks steden in het huidige Limburg, Noord-Brabant en Zeeuws-Vlaanderen.
De verovering van vestingen ten zuiden van de Scheldemonding gaf de Republiek de mogelijkheid om deze rivier van twee kanten te beheersen. Zo kon de zeehandel van Antwerpen, dat tot het grondgebied van de Spaanse koning behoorde, worden beheerst en desgewenst belemmerd. In geval van oorlog was een blokkade vóór de Scheldemonding voldoende om militaire bevoorrading en versterking ten bate van de vijand(en) over het water onmogelijk te maken.
Alleen de sterke vesting Hulst ontbrak nog als laatste schakel in de strategische ketting. Tussen 1637 en 1645 liepen de aanvallen op deze stad liefst vier keer spaak. Bij de vijfde campagne van de Prins van Oranje gaf Hulst zich na een zware strijd van een krappe maand op 4 november 1645 over. Het was, zoals uit onderstaande argumenten blijkt, echt op het nippertje!
De koude maand november maakte het voeren van oorlog bijna niet meer mogelijk. In het Duitse Münster waren inleidende vredesonderhandelingen begonnen om een aantal oorlogen in Europa tegelijk te beëindigen. De Republiek zou twee maanden later, in januari 1646, bij deze onderhandelingen aanschuiven. Met de verovering van Hulst had men bij de besprekingen meer ‘munitie’ m.b.t. de aanspraken op het grondgebied. Het gewest Holland, dat verreweg het meeste geld bijdroeg aan de oorlogvoering, wilde zo snel mogelijk van deze hoge kostenpost verlost zijn. De langdurige campagne had de gezondheid van Frederik Hendrik danig ondermijnd. 

Afbeelding 4

 (Rijksmuseum, Amsterdam, objectnr. SK-A-254)
Schilderij uit ca. 1632 uit het atelier van Johan Jansz. van Mierevelt (1566-1641).

De admiraliteit (marine) bestelde voor zijn raadkamer in Rotterdam bij Johan van Mierevelt een schilderij van Frederik Hendrik. Hetmoest natuurlijk een representatieve voorstelling zijn van een zelfverzekerde en krachtige legerleider. Het eerste werd bereikt door de gezichtsuitdrukking, het tweede door de Prins te steken in een pronkharnas, met de commandostaf in de rechterhand. Ten tijde van het vervaardigen van het schilderij moest de zegetocht van Frederik Hendrik nog beginnen. 

De zwaar bevochten inname van Hulst was een dankbaar object voor kunstenaars om dit illustere en aan Staatse kant luid bejubelde feit te vereeuwigen, ieder vanuit zijn vakgebied en interpretatie. Bij Johannes Looff was het kunstvoorwerp – zoals we zagen – een herdenkingsmunt met  als beeldenaar een impressie van Hulst in het heetst van de strijd (afb. 3 met bijschrift). Kunstschilder en graveur Jan Martszen de Jonge gaf een prent uit met als thema de vrije uittocht van het Spaanse garnizoen uit Hulst, daags na de overgave. Hij volgde voor zijn impressie nauwkeurig de door Frederik Hendrik opgelegde capitulatievoorwaarden, op grond waarvan het vertrek van de militaire bezetting van de vestingstad was toegestaan. 
Nog drie andere prenttekenaars hebben eigen illustraties vervaardigd, die mogelijk naar het voorbeeld van het (niet meer bestaande) origineel van Martszen de Jonge gemaakt zijn. Deze pentekeningen zijn in dit artikel gebruikt. Zij geven op aanschouwelijke wijze samen ‘Een beeld van een aftocht’.

Hoofdstuk 2     Een capitulatie met etiquette

De gevechten van 5 oktober 1645 tot 4 november 1645 om het bezit van Hulst tussen de militaire commandant van de stad, gouverneur Jacques de Haynin, seigneur du Cornet en Frederik Hendrik van Oranje, waren voor de strijdende partijen en voor de burgerbevolking een ware verschrikking. Het aantal gesneuvelden en gewonden was buitengewoon groot, de voedselvoorraad in de vesting gerantsoeneerd en opnieuw trof Hulst het drama van een deels in puin geschoten stad:

De Stadt is seer gheschent (insonderheydt ’t Klooster vande Recolletten) van ’t schieten van ’t Canon/en vande Granaden. wordt gheseyt dat gheduerende dese Belegheringhe uyt het Quartier van sijn hoogheydt (boven de Granaden in grooten ghetale) seven duysent acht hondert en vijfenveertigh Canon schoten met vierentwintigh Stucken en uyt het Quartier van de heer van Brederoode vijf duysent ses hondert en twee-en-vijftigh schoten met thien Stucken zijn ghedaen. Een Granaedt vallende in de Stadt heeft wech ghenomen een Burgher met sijn Vrouwe en vier kinderen[ note]Beuckelaer, ongefolieerd; Cornelius Beuckelaer maakte als veldpredikant in het leger van de Prins van Oranje in 1645 de belegering  van Hulst mee.[/note].

Op 2 november stuurde Frederik Hendrik een trompetter naar gouverneur De Haynin met de sommatie om Hulst op alle redelijke en eerlijcke conditien over te geven 3. De koerier werd weliswaar met alle egards ontvangen, maar keerde toch onverrichterzake terug; een capitulatie werd resoluut van de hand gewezen. Maar al in de vroege ochtend van de volgende dag, toen de  verdedigers het Staatse leger van alle kanten zagen naderen voor een massale stormaanval, werd wijselijk alsnog ‘de chamade geslagen’4. In de loop van de middag maakte een delegatie uit de stad zijn opwachting in het kampement van Zijne Hoogheid. De afvaardiging kwam niet onvoorbereid ter vergadertafel, want de gouverneur had op 28 oktober in het geheim aan het stadsbestuur verzocht een verlanglijstje op te stellen voor de eventuele capitulatiebesprekingen:

(…) heeft den heere gouverneur in stilte ontboden aen de schepenen deser stede dat sij souden willen beginnen te stellen poincten en artickulen van t gene sij nu toecomende tijden souden willen int parlement proponeren (…) 5.

De afvaardiging bestond uit kapitein Montamon namens het garnizoen, pastoor-deken Heyndrick Hesius namens de r.k. geestelijkheid en baljuw François van der Burgh namens het stadsbestuur. Na 24 uur onderhandelen was het op 4 november rond het middaguur duidelijk, dat de overwinnaar de capitulatievoorwaarden had gedicteerd. De stad werd beschouwd als bezet gebied en kwam daarom onder het directe gezag van de Republiek te staan. De hervormde kerk werd de bevoorrechte godsdienst. De bepalingen betreffende het garnizoen was echter een heel ander hoofdstuk. Hier was de naar huidige maatstaven een wat vreemde vorm van etiquette toegepast, waarbij de overwinnaar aan de militaire bezetting van een stad een vrije en eervolle aftocht kon verlenen. Dit  was tactisch gezien een nadeel, omdat de overwonnen militairen zich weer bij de vijand aansloten. Toch kwam deze geste zeer regelmatig voor en werd ingegeven door het principe dat de onfortuinlijke, maar strijdbare tegenstander de krijgseer verdiende.  Blijkbaar heeft de deputatie uit Hulst de onderhandelingsruimte in dit opzicht ten volle benut, want Frederik Hendrik gunde het garnizoen de meest ‘ridderlijke’ aftocht, die binnen dit gebruik mogelijk was. De wijze, waarop en de volgorde waarin het garnizoen de stad zou verlaten, was in een ‘ceremonie protocollair’ nauwkeurig  vastgelegd volgens de betreffende capitulatieartikelen.

Op 5 november, daags na het ondertekenen van de overgave, blies de Spaanse militaire bezetting van Hulst de aftocht!

Hoofdstuk 3   Een enkeltje Gent en een enkeltje Antwerpen

Eerder al, op 12 oktober 1645, een week na het begin van het beleg van Hulst, was op een veel bescheidener schaal hoffelijk een vrije doortocht verleend. Gouverneur Jacques de Haynin had desgevraagd van Frederik Hendrik toestemming gekregen om zijn echtgenote Anne met hare jonckvrauwen (hun  kinderen) uit de stad te laten vertrekken. Opdat dit veilig kon gebeuren werden de vijandelijkheden gewoon even stilgelegd, zodat Ma Dame met hare suyte (gevolg) ende dry waghenen Bagagie veilig de stad kon verlaten en dwars door de stellingen van het Staatse leger naar Gent kon afreizen 6

Afbeelding 5

Het wapenschild  van het geslacht De Haynin, een rood getand kruis op een gouden achtergrond.

Het heraldisch blazoen symboliseert niet alleen adellijke macht, aanzien en rijkdom, maar ook de daaruit voortvloeiende verplichtingen en fatsoensnormen, zoals bijvoorbeeld het toestaan van een eervolle aftocht van een verslagen garnizoen. In dit geval van de edelman Van Oranje ten opzichte van de edelman De Haynin.

Noblesse oblige: adel verplicht!

Zoals het Frederik Hendrik als een goed edelman betaamt, kreeg Jacques de Haynin op de dag van de aftocht van het garnizoen van Hulst een voorkeursbehandeling en kon de kroniekschrijver optekenen, dat den Gouverneur/met sijn Bagagie en suite/ is vertrocken naer Gendt, waar hij zich bij zijn echtgenote kon voegen 7.
Op hem was niet het eerste capitulatie-artikel van toepassing, dat de militaire bezetting van Hulst uitsluitend toestond te marcheren naer de Stadt van Antwerpen door den regten weg 8. De pentekenaars, die de aftocht van het garnizoen afbeeldden, waren kennelijk goed op de hoogte, want op geen van de prenten komt De Haynin voor.
Op de vroege zondagmorgen van 5 november konden de legeronderdelen op meerdere locaties naar kerkdiensten te velde. Na afloop van de godsdienstoefeningen liet Sijne Hoogheyt eene Orangie Vlagge aan het kruis van de kerktoren bevestigen door een schaliedekker, als een voor ieder zichtbaar symbool van de nieuwe machthebber 9. Aansluitend groepeerde de complete ruiterij zich op zijn bevel in vol ornaat ten zuidoosten van de stad en stelde de bevelhebber zelf zich met zijn officieren daar tegenover op om het Spaanse garnizoen tussen hen door te laten afmarcheren.

Hett lange lint van het vertrekkende garnizoen vertoont zich in de sterk uitvergrote detailweergaven als een stripverhaal, zij het zonder de verhaaltrant in tekstwolkjes.

Afbeelding 6 (anonieme prent) 10.

Een gedeelte van de ‘Ruyterye van sijn Hoogheyt’  (= Frederik Hendrik), ‘gheheel inde wapenen’ opgesteld als erewacht voor het langs trekkende Spaanse garnizoen

Afbeelding 7 (prent atelier Visscher)

Tegenover de ruiterij had Frederik Hendrik zich met het militaire kader geposteerd. Hij wijst met de commandostaf, het teken van zijn macht en waardigheid, naar het voorbijtrekkende garnizoen. Rechts van hem (Pr. Wilhelmus) zijn zoon, de latere stadhouder Willem II, die hem sinds het Beleg van Breda in 1637 op zijn veldtochten begeleidde.

De beroepshalve aanwezigen en spontane toeschouwers kregen een lange en gevarieerde colonne voorgeschoteld, inclusief muzikale omlijsting, ten gehore gebracht door koperblazers en trommelslagers van het Staatse leger..

Afbeelding 8 (prent atelier Visscher)

In de pentekeningen zijn ter vergroting van de feestvreugde overal langs het parcours  klaroenblazers afgebeeld.  CornelisBeuckelaar, dominee te velde in het leger van de prins, betoonde zich uitermate tevreden over de trompettisten van het korps:
En dewijl het Garnisoen voorby onse Ruyteren op de heye passeerden wierden onse Trompetten gheblasen en maeckten soete accoorden / daer onder wierden ook de ketel-trommels vanden Rhijn-Grave gheroert / welcke een seer aenghename melodye maeckte’.
De door Beuckelaer genoemde, maar op de prent niet afgebeelde keteltrommen, waren halfronde met een tromvel bespannen pauken, die (onderling verbonden) aan weerszijden van een paard hingen. Blijkbaar beschikte het cavalerieregiment van Rijngraaf Frederik van Salm over trommelslagers te paard, die samen met de trompetters muzikale hulde brachten.

Afbeelding 9 (prent atelier Visscher).

Zelfs de onderdelen, die ver achteraan en dus heel klein in de stoet zijn afgebeeld, geven nog veel details. Het inzoomen is zo groot, dat de beelden iets onscherp worden. Op deze twee uitgelichte voorbeelden is te zien, dat er vóór de als erewacht aangetreden ruiterij bazuinblazers opgesteld waren. Zij droegen met hun lange blaashoorns het hunne bij aan het muzikale geschetter.

De organisatie van de uittocht van de militairen, waarvoor maar krap één dag beschikbaar was, moet een een logistiek hoogstandje geweest zijn. Bij de capitulatie op 4 november was vastgelegd, dat alle de Soldaten des selven Guarnisoens, soo te voet als te Paerde (…) met Wapenen ende Bagagie (…) met hare Meubelen en de Bestiael (dieren), van wat soorte die ook sijn naar Antwerpen mochten afreizen. Daar kwam ook nog een aantal stuks zwaar artilleriegeschut met bijbehorende munitie bij, alsmede zieken- en gewondentransport. Om deze omvangrijke lading en mensen te vervoeren bepaalde het akkoord, dat Wagenen ende Paerden, genoegsaam om hare voorsz. Bagagie te voeren, siecken en gequetsten tot Antwerpen (…) van sijn Hoogheyt (…) voorsien sijn 11
De prinselijke toezegging in dit capitulatieartikel vergde binnen de beschikbare tijd een haast onmogelijke hoeveelheid rollend materieel. Niettemin, den 5e novem waren s morgens alhier binnen gecomen 600 hollandsche wagens ome het guarnisoen uijt te voeren 12. Naast dit rollend materieel waren er ook karren met voerlieden uit Hulst gevorderd. Al deze benodigdheden werden door de overwinnaar betaald. De op de prenten genoemde aantallen zijn lager, dan in de schriftelijke bronnen, maar belopen nog altijd toch tussen de vier- en vijfhonderd voertuigen. Zowel de tekst- als beeldbronnen bevatten overeenkomsten, waaruit de vermoedelijke formatie van de stoet kan worden afgeleid. De verschillende onderdelen waren gelijkelijk over de colonne verdeeld: militairen te voet en te paard, rijdend oorlogstuig, specifieke legereenheden, het grote arsenaal aan karren en wagens (open en overhuifd, opgetast met alleen bagage, alleen met personen of een combinatie van beide), koetsen, escorterende militairen te paard van het leger van Frederik Hendrik en een keur aan individuele burgers.

Afbeelding 10 (Gemeentearchief Hulst, Stadsarchief, stadsrekening  A 241, folio 21).

Detail uit de stadsrekening van 1645-1646 met de bij de magistraat van Hulst binnengekomen nota van de heer ‘wagenmeester-generaal Onaert ‘ voor de levering van wagens met voerlieden voor het transport van bagage van het ‘conincx guarnisoen’.

Om alle afzonderlijke onderdelen van de lange stoet in één tekening goed in beeld te brengen, maakten de tekenaars hun prenten heel breed en smal.
De uittocht werd weergegeven als een lange slingerlijn door het landschap.  

Afbeelding 11a
(prent atelier Visscher).

Een van de drie pentekeningen, die als bron voor dit artikel zijn gebruikt. Aan de naden is te zien dat de prent uit drie afzonderlijke delen bestaat, die samengevoegd zijn. Dit is de enige van de drie tekeningen, die op de achtergrond met topografische herkenningspunten gemarkeerd is om de werkelijke route – in zuidelijke richting – aan te geven.

Afbeelding 11b (prent atelier Visscher)

Met de kwaliteit van de foto’s van het Rijksmuseum lukt het om zelfs de kleinste elementen van de prenten goed zichtbaar uit te vergroten. Hierboven vier topografische locaties op de tekening uit het atelier van Visscher. 
Bovenaan de kapel van Onze Lieve Vrouw Ter Eecken in Kapellebrug; midden links De Klinge; midden rechts Stekene; onder Voorhoute, dit is de locatie van het voormalige kasteel Voorhoute bij Stekene, waar nu de Voorhouthoeve ligt (direct naast de N 403/Voorhout).

Afbeelding 12
(prent atelier Visscher).

De honderden twee- en vierwielige voertuigen met paardentractie waren over de hele optocht verdeeld en  vormden daarin eindeloze clusters. Behalve voor vrachtgoed dienden de transportmiddelen ook voor de echtgenoten en kinderen van soldaten, gewonden en zieken; ook zij mochten krachtens de capitulatievoorwaarden de stad verlaten.
Midden in de lus van de stoet gaat het dagelijks leven gewoon door; mama is er even bij gaan zitten om haar kind te voeden, haar man staat naar haar toe gebogen. Dit intermezzo  zal verre van comfortabel zijn geweest, want het vroor toen overdag flink.

Afbeelding 13 (anonieme prent)

Als sterk uitgelicht detail komen op de afbeelding prominent in beeld:

links (vrnl) de voerman op de bok, de ruiter te paard, beide achter een colonne van huifkarren .

rechts de open wagen met opgetaste huisraad en dame met kind prominent . 

De vele honderden karren en wagens vereisten evenveel voerlieden en het aantal paarden overtrof dat van de voertuigen, omdat de grotere karren meer dan één trekdier hadden. Daar kwam nog bij dat in de capitulatie was bepaald, dat de vertrekkende militairen sullen met hun voeren twee halve Cartouwen, ende den grooten Mortier, ende Munitie van Oorloge daer toe nodigh, om met elcx drie scheuten (schoten) te doen: Ende tot dien eynde sullen van sijn Hoogheyt met peerden voorsien sijn, ende suffisante equipagie , omme die te brengen tot Antwerpen voornoemt 13.
Het was voor een overwonnen garnizoen een grote krijgseer als de in de bepalingen van de overgave was opgenomen, dat zwaar artilleriegeschut met enige munitie en verdere benodigdheden meegenomen mocht worden. Deze genereuze geste van de overwinnaar impliceerde wel veel extra paardentractie.

Afbeelding 14 (prent atelier Visscher).

Voor de twee halve kartouwen links boven en de grote mortier rechts onder zijn in de tekening samen zo’n dertig paarden ingespannen 14Het vervoer van grof geschut op zware affuiten over onverharde, vaak natte ondergrond, vereiste de nodige paardenkracht en zweepslagen van de wagenvoerders.

Van het aantal van ongeveer 1300 militairen van het Spaanse garnizoen bij het begin van het beleg was bijna de helft gesneuveld. Voor de overlevende manschappen, die de vesting Hulst mochten verlaten, was de wijze van de eervolle aftocht te voet of te paard tot in detail in de overeenkomst beschreven. Zij mochten wapenen ende Bagagie, vliegende Vendelen, Cogels in de Mont, brandende lonten aen beyde de eynden, ende hare Musquetten op de schouderen ende volle Bandeliers; Item met hare Meublen ende Bestiael meenemen 15.

Afbeelding 15

(rijksmuseum.nl, object. nr. BI-B-FM-008-3). J. de Gheyn, Wapenhandelinghe 16

Het laden van een musket was een tijdrovende bezigheid, omdat het kruit, de kogels en de afsluitprop via de loop moesten worden aangebracht en met een laadstok aangestampt. Daarna werd een stuk brandende lont in de geweerhaan geklemd en dan was het geweer schietklaar. Het toestaan van musketten op de schouder, kogels in de (vuur)mond, volle bandeliers 17 en brandende lonten voor de ontsteking was de meest uitgebreide versie van een eervol wegtrekken van een verslagen strijdmacht. De soldaten waren op deze wijze immers ‘in staat van paraatheid’, klaar om te vuren.

De voetsoldaten liepen aaneengesloten per vendel 18, te herkennen aan de wapperende (‘vliegende’) vaandels 19. De eerste vendels in de stoet behoorden tot de regimenten van kolonel Gerardijn, de graaf Van Mouscron en Philips van Lannoy, graaf van La Motterie. Zij mochten vóór de andere vendels in de optocht paraderen, omdat zij erin geslaagd waren vlak voor het begin van de belegering van Hulst, vanuit Antwerpen in de vesting  binnen te komen 20. Op de pentekeningen zien we ze niet als herkenbare eenheden, maar volgens dominee Beuckelaar, die als veldprediker de belegering van Hulst en de aftocht van het garnizoen meemaakte, liepen er veel jongens uit Hulst en omgeving mee, die het prachtig vonden om een tijdje mee te mogen marcheren en wapens en ander gerief van de infanterie te dragen.

Afbeelding 16 (anonieme prent).

Op de pentekeningen van de uittocht herkent men de afzonderlijke vendels aan hun vliegende vaandels. Volgens de legenda van deze prent hoort bij de letter F een vendel musketiers. Met de musketten over de schouder. lopen zij als een gesloten blok rond de fier omhoog gestoken vaandels van hun vendel. De directe achtergrond wordt gevormd door een woud aan lange lansen, de pieken van de piekeniers.

Afbeelding 17 (anonieme prent)

Het regiment van de graaf van Mouscron, in de impressie van de tekenaar een groep zwaar geharnaste ruiters, rijdend met gesloten vizier.
De voorste ruiter met hoed en pluim was overigens niet de graaf van Mouscron zelf, die zwaargewond in de koets werd vervoerd (zie de bijschriften bij de afbeeldingen 18 en 19).

Afbeelding 18 (prent Pieter Nolpe).

De aftocht van de graaf van Mouscron was noch eervol noch heldhaftig. In plaats van fier gezeten te paard aan het hoofd van zijn ruiterafdeling, zat hij met een doorboorde schouder in een koets (op de afbeelding boven de koets staat ‘Colonel Mouscrō gequest’). Op 30 oktober, slechts vijf dagen voor het staakt het vuren, was hij  door een musketkogel geveld. Het luxe vervoer mocht niet baten, want de graaf overleed enige dagen later in Antwerpen aan de gevolgen van zijn verwonding. Op deze ets van Pieter Nolpe kijkt de kolonel door deuropening naar buiten; de andere prenttekenaars onttrekken hem aan het zicht met een geheel geblindeerde koets (zie afbeelding 19 hieronder)

Afbeelding 19 (anonieme prent)

Links achter bij de letter K komen de musketiers van  het regiment van de graaf van La Motterie aanzetten . Op de voorgrond een andere versie van het rijtuig van de gewonde graaf van Mouscron (letter P). De tekenaar van deze prent heeft de koets met zwaar doek geblindeerd weergegeven. De koetsier is erg goed ingepakt en dat is geheel in overeenstemming met de weersgesteldheid van 5 november 1645, de dag van de aftocht: het vroor, dat het kraakte.

Afbeelding 20
(atelier Visscher).

Het regiment Duitsers in Spaanse dienst onder kolonel de Gerardijn trekt voorbij. Op de voorgrond lijkt een zittende  toeschouwer te wijzen naar de rechtse figuur bij de letter L, een individueel met de militairen meelopende katholieke geestelijke. Bij de gereformeerden was ‘paep’ het gangbare scheldwoord voor de r.k. geestelijkheid, afgeleid van de aanroeping van de paus (Papa). Voor hen was er geen eervol vertrek. Artikel II van de capitulatie bepaalde, ‘dat de Gereformeerde Religie ende geene andere in de selve Stadt publycquelijck sal werden geexerceert’ 21. De katholieke clerus werd daarom zonder pardon meteen de stad uit gejaagd.

Afbeelding 21

Op alle drie de prenten zijn verspreid over de optocht individuele r.k. geestelijken afgebeeld, die de stasd verlaten.

De afmars mocht nog zo genereus zijn, hij was allerminst een vrijblijvende aangelegenheid. Een militair escorte te paard van de Prins van Oranje moest erop toezien, dat heel het krijgsvolk in Antwerpen aankwam, zoals bij de overgave was bepaald. Als waarborg hield men in Hulst twee legerkapiteins van het Spaanse garnizoen in ostagie (in gijzeling) tot het escorte en de gevorderde transportmiddelen en voerlieden zouden zijn teruggekeerd. 

Afbeelding 22

Her en der zijn langs het slingerende parcours ruiters van het begeleidende militaire escorte ingetekend.

Het achtste artikel van de capitulatie-overeenkomst voorzag in het vrije vertrek van burgers uit de regio, die om verschillende redenen gedurende de belegering in de stad zaten opgesloten. Het luidde:
Alle de Huys-luyden van ’t Landt van /waes, die gecommandeert sijn geworden voor de Belegeringe, om op de Wagt te komen in de voorsz. Stadt met haere Wapenen, ende daer in sijn geslooten geweest, sullender vry uyt mogen gaen, met haere voorsz. Wapenen ende Bagagie, een yder na sijn Dorp, alsoock alle andere Huysluyden die daer henen gevlucht sijn 22. Kennelijk was een aantal van hen gesommeerd geweest om werk te verrichten ten bate van de verdediging van de stad, terwijl anderen hun heil in de vesting hadden gezocht, bang voor de naderende legermacht van Frederik Hendrik. Niet dat het zo veilig was in een belegerde stad, maar waar moest je anders heen?
De prenttekenaars hebben zich uitgeleefd met een bonte schakering aan burgers, die samen met het garnizoen de stad verlieten.

Afbeelding 23 (prent Pieter Nolpe).

Onder de vluchtelingen, die Hulst nu mochten verlaten, waren heel wat boeren uit de omgeving, die met al hun vee de stad waren binnengekomen. Met hun grote voorraad vers vlees vormden zij een bijzonder welkome aanvulling voor de proviandering van de flink toegenomen bevolking van de stad. Door de vooraf goed georganiseerde rantsoenering kon de magistraat een uithongering voorkomen. Het aantal stuks hoornvee, dat op 5 november 1645 huiswaarts keerde was uiteraard behoorlijk afgenomen.

De afbeeldingen 24 t/m 30: details uit de verschillende pentekeningen.

Afbeelding 24 

Een gezin van man, vrouw en kind (bovenste prentfragment) en twee vrouwen met ieder een kind (onderste twee fragmenten) keren huiswaarts. Waar de figuren hun gezichtsuitdrukking tonen, is de doorstane ellende goed aan te zien.

Op de aftocht van het Spaanse garnizoen uit Hulst waren van heinde en verre veel mensen afgekomen om niets van dit spektakel te missen. De overweldigende belangstelling was erg opmerkelijk, omdat de capitulatie op 4 november was getekend en de uittocht aansluitend op 5 november plaatsvond. Het nieuws moet zich dan over de korte, maar ook grotere afstand als een lopend vuurtje hebben verspreid. Volgens van Lansbergen (…) heeft opstont en al eer de Spaensche uyttogt nog gebeurde, d’oogen der Nieusgierige soo uyt Zeelandt, Brabant als andere Plaetsen, in groote menigte herwaerts gebracht (…). De nieuwsgierige toeschouwers kwamen dus ook van veel verder weg en dat terwijl het bar koud was. De tekenaars hebben in hun artistieke vrijheid van de publieke belangstelling een zondagmiddaguitje in een pastorale sfeer gemaakt.

Afbeelding 25

Er werd gezellig gekletst…

Afbeelding 26

…liggend en zittend op de grond een meerschuimend pijpje gerookt…

Afbeelding 27

…vanuit de eigen reiswagens naar de optocht gekeken onder toeziend en goedkeurend oog van – naar het lijkt – de  ceremoniemeester…

Afbeelding 28

…een bierkroes geleegd bij het mobiele café…

Afbeelding 29

…een dansje gewaagd…

Afbeelding 30

…en een kaartje gelegd.

Na afloop van de manifestatie  kwam er voor veel toeschouwers een vervelende ontnuchtering. De toeloop van mensen was zo groot, dat velen in de stad geen logies konden krijgen om de nacht door te brengen. De dag, die al erg koud geweest was, werd gevolgd door een nog koudere nacht, waarin sommigen zelfs doodvroren (…)die by honderden, als van geen Logijs konnende voorsien werden, op de straeten moesten vernagten, in groote koud’ en ongemack, door de felle Vorst die ’s nachts nae gemelte uyttocht begon 23. De onherroepelijke gevolgen van het gedwongen kamperen in de open lucht bleven niet uit: (…) des nachts onder blaeuwen hemel/en onder de wagenen inde groote koude en vorst hebben moeten blijven leggen/daer van menichte t huys komende in sware sieckten zijn ghevallen en eenighe ghestorven 24.

Hoofdstuk 4   Een capitulatie zonder etiquette

Anderhalve eeuw later, op 23 oktober 1794, verscheen er weer een groot leger voor Hulst,  kreeg de vestingcommandant ook weer de sommatie zich over te geven en ook nu capituleerde de stad. Van een vrije aftocht van het garnizoen van Hulst was ditmaal helemaal geen sprake, maar de omstandigheden waren dan ook totaal verschillend.
De in 1789 begonnen Franse Revolutie was volkomen geradicaliseerd en vocht met toenemend succes tegen zowat alle Europese machten een verwoede oorlog uit. Deze grootschalige oorlogvoering was mogelijk geworden door een recente, uit nood geboren, Franse vondst: de invoering van de massale dienstplicht. De anti-Franse coalitie van Europese vorsten, die nog met huurlegers vocht werd dan ook relatief snel overweldigd.
Aan de Franse revolutionaire legers waren ‘politieke commissarissen’ toegevoegd, die de krijgsmacht en met name het militaire beroepskader scherp in de gaten hielden. De Franse commandanten wisten donders goed, dat de instructies uit Parijs stipt uitgevoerd moesten worden en waagden zich niet aan hoffelijkheden tegenover de vijand. Het gebruik van een eervolle vrije aftocht van de militaire bezetting van een stad was voltooid verleden tijd.

Afbeelding 30 (veilingcatalogus gazette-drouot)
Portret van Claude Ignace François Michaud door Louis Leopold Boilly

De generaals van de Franse revolutionaire legers hadden, in tegenstelling tot Frederik Hendrik  in 1645, geen enkele speelruimte  voor welke coulance tegenover de vijand ook. Er moest gewonnen worden en daar paste het terugsturen van militairen, die zich hadden overgegeven, niet in. Iedere afwijking van de orders van het revolutionaire regime werd streng gestraft. Een capitulatie met etiquette was met de Franse Revolutie passé. Claude Michaud, een van de divisiecommandanten onder generaal Pichegru, die krachtens zijn oppercommando over het Armee du Nord de aanval op de Republiek leidde, gaf zijn ondergeschikte commandanten dan ook strenge capitulatievoorwaarden mee voor de in te nemen steden. 

De wijze, waarop de militaire bezetting van Hulst zich in 1794 overgaf, verschilde hemelsbreed van die in 1645, toen de vesting was voorzien van een groot en goed toegerust garnizoen en pas capituleerde na een maand van hevige strijd.
In 1794 echter waren na de inname van Sluis de militaire bezettingen van Terneuzen, Axel en Hulst zo goed als weggehaald en de vestingen daarmee feitelijk al opgegeven.
De pas 29-jarige vestingcommandant Felix Abraham Cassa maakte zich geen enkele illusie en ging met het hem overgelaten schamele restant van garnizoen en geschut geen gevecht aan met de grote Franse strijdmacht.
Op 23 oktober 1794 liet Christophe Merlin, de adjudant 25 van Claude Michaud, divisiegeneraal van het Armée du Nord onder het bevel van Jean-Charles Pichegru, zich bij commandant Cassa in Hulst aandienen. Voor beleefde plichtplegingen kwam hij niet en onderhandelingsruimte gaf hij niet. Namens generaal Michaud confronteerde hij Cassa met de schriftelijke eis tot overgave, inclusief een opgave met de exacte omvang van het minimale garnizoen en de uiterst beperkte verdedigingsmiddelen, waarover de militaire bezetting in Hulst beschikte. De luitenant kon zich daarom maar beter overgeven, want si vous refusez d’obeir à ma sommation (…) je ferai peser sur la Guarnison ma vengeance de la Republique, mes mesures sont si bien prises qu’aucun Militaire ne scauroit m’echapper 26.
(als U weigert aan mijn bevel te gehoorzamen, zal de wraak van de Franse Republiek het garnizoen zwaar treffen en geen enkele militair zal aan mijn voortreffelijke maatregelen in dezen kunnen ontsnappen).

Afbeelding 31 (anoniem, 19e eeuw)

Adjudant Christophe Merlin was bevoegd om namens generaal Michaud te onderhandelen over de capitulatievoorwaarden met gedelegeerden van de stad Hulst. Zijn instructies ter zake waren echter zo strikt gesteld, dat feitelijk alleen een door de generaal opgesteld dictaat mocht worden getekend.

Voor de vorm mocht er een wensenlijstje aan de Fransen worden overhandigd. Dat had het stadsbestuur van Hulst vooraf al opgemaakt en heel netjes verdeeld in twee kolommen, links de in het Frans gestelde voorstellen en rechts de ruimte voor het Franse antwoord. Uit vraag en antwoord van artikel 1 bleek al direct, dat er van serieuze onderhandelingen totaal geen sprake was.

Afbeelding 31 (GAH SA 19)
Gedeelte van de capitulatievoorwaarden tussen de Franse adjudant Merlin en de vestingcommandant van Hulst, Felix Cassa eind oktober 1794.

transcriptie voorstel Hulst:
Le commandant remettra les clefs de la ville à condition, qu’il sorta de la ville avec sa Trouppe, Armes, et Bagages, appartenants, et qu’on lui fournisse dans 24 heures, au plus tard les barques necessaires à Walzoorden, pour etre conduit à l’Isle du Sud Beveland, ou par faute des Barques par un autre chemin convenable

antwoord van Merlin:
Le commandant de la ville de Hulst remettra dans le courant de la Journée aux Trouppes Françaises la ville de Hulst et toutes les postes.

vertaling voorstel:
De commandant zal de sleutels van de stad overgeven op voorwaarde, dat hij de stad mag verlaten met zijn troep, wapens en bijbehorende bagage en dat men hem binnen ten laatste 24 uur voorziet van de noodzakelijke boten in Walsoorden om naar het eiland Zuid  Beveland te varen of bij gebrek aan vaartuigen via een andere geschikte weg.

vertaling antwoord:

De commandant van de stad Hulst zal in de loop van de dag de stad en alle gevechtsposten overgeven aan de Franse troepen. 

Met zeer summiere antwoorden torpedeerde Merlin vrijwel alle capitulatievoorstellen van de stad Hulst en waar hij dat in een enkel geval niet deed, voegde hij er aan toe, dat de toezegging nooit in strijd mocht zijn met de belangen van de Franse Republiek. 

BRONNENLIJST

1.
Pentekeningen van de vrije aftocht van het Spaanse garnizoen.

1a.
Atelier van Claes Jansz. Visscher (II), Amsterdam, Den tocht van t ‘Spaens guarnesoen uyt Hulst den 5. November M.VIeXLV.
Pentekening naar een origineel van Jan Martszen de Jonge (vermeld op tekening).
Rijksmuseum, objectnr. RP-P-OB-81.565.
1b.
Anoniem, toegeschreven aan Jan Martszen de Jonge, Afbeeldinge op wat wyse het Spaens Garnisoen uyt de stadt Hulst is vertrocken. Den 5 November 1645, linkerhelft en rechterhelft, gedrukt Breda, 1646.
Rijksmuseum, collectie RP-P-OB-81.556E/F.
1c.
Pieter Nolpe, Uyt Toocht der Stadt Hulst. Amsterdam, 1645, linkerhelft en rechterhelft.
Rijksmuseum, objectnr. RP-P-OB-81.566a/B

2.
Anoniem,
Verclaringe van de meeste ende notabelste geschiedenissen, voorgevallen gedurende de eenendertigh dagen belegh der stad Hulst binnen deselve stadt.
Handschriftenverzameling Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen, 1400-1999, nr. 4146, Zeeuws Archief, Middelburg.

3.
Gemeentearchief Hulst, Stadsarchief, nr. 19 (GAH SA 19),
Resolutieboek der Stad Hulst, begonnen den 23ste oktober 1794. Ten tijde dat deeze stad en jurisdictie van dien, onder de beheering der Fransche Republiek is gekoomen, eindigende den 28 december 1795.

Literatuurlijst

Beuckelaer, Cornelius,
Schrick van Vlaenderen en Brabandt, Middelburg 1646.

Bizot, Pierre,
Medalische Historie der Republyk van Holland, Amsterdam 1690.

Kernkamp, G.W.
Prins Willem II, Amsterdam 1963.

Lansberghe, Jacob van,
Beschryvinge van de stadt Hulst (…), ’s Gravenhage, 1687.

De Man, M.G.H.,
Het leven en de werken van Johannes Looff, stempelsnijder en graveur te Middelburg, Middelburg 1925, ongefolieerd.

Orden, G. van (e.a.),
Algemeen overzigt der penning- en muntverkoopingen in Nederland van 1839 -1842  in:
P.O. van der Chijs (ed.), Tijdschrift voor algemeene munt en penningkunde 1557-1667, Tweeden Deels, 1e en 2e Stuk.deel 2, 1839-1841.

  1. Ongefolieerd is zonder paginanummers
  2. Letterlijke vertaling van het muntopschrift op een herdenkingsmunt t.g.v. de inname van Hulst door Frederik Hendrik. Zie het bijschrift bij afbeelding 3
  3. Van Lansberghe, blz. 318.
  4. Een chamade is een karakteristiek signaal op een trompet of trommel, ten teken, dat de belegerde stad tot onderhandelingen over capitulatie bereid was.
  5. Zeeuws Archief Middelburg, Anoniem handschrift.
  6. Beuckelaer, ongefolieerd
  7. Zeeuws Archief Middelburg, anoniem handschrift
  8. Van Lansbergen, blz. 317-322, Articulen geaccordeert door sijn Hoogheyt mijn Heere den Prince van Orangien, aen den Gouverneur, Veldt-Oversten; ende Colonel, commanderende binnen de Stadt Hulst (zie literatuurlijst)
  9. Zeeuws Archief Middelburg, anoniem handschrift
  10. De uitvergrotingen komen alle uit drie prenten over de uittocht van het Spaanse garnizoen uit het Rijksmuseum te Amsterdam. De bronvermelding bij de afbeeldingen is verkort 'anonieme prent', 'atelier Visscher' en 'rent Pieter Nolpe'. Zie voor de uitgeschreven bronvermelding onder 'bronnenlijst' onderaan het artikel.
  11. Van Lansberghe, blz. 318/319
  12. Zeeuws Archief Middelburg, anoniem handschrift
  13. Van Lansberghe, blz. 319
  14. Een halve kartouw is een kanon met vrij korte loop voor kogels van 24 pond; een mortier heeft een zeer korte, bijna verticaal geplaatste grote vuurmond, om projectielen met een grote boog in een vesting te werpen
  15. Van Lansberghe, blz. 318
  16. Wapenhandelinghe van roers, musquetten ende siessen achtereenvolgende de orrdre van ,,,,Maurits Prince van Orangie,,,, 's Gravenhage 1607
  17. Een bandelier is een over de schouder geslagen brede riem met opgebrachte vakken om kogels in te steken
  18. Een vendel is een militaire eenheid ter grootte van ongeveer 175 man
  19. vlaggen met het voor het vendel specifieke symbool
  20. Zeeuws Archief, anoniem handschrift. De extra manschappen van deze drie vendels betekende een ruime verdubbeling van de sterkte van het garnizoen van Hulst.
  21. vrij vertaald: Alleen de gereformeerde godsdienst en geen andere in deze stad zal worden toegestaan; Van Lansberghe, blz. 324.
  22. Van Lansberghe, blz. 321
  23. Van Lansberghe, blz. 331
  24. Beuckelaer, ongefolieerd
  25. Een adjudant is een persoonlijke assistent van een hooggeplaatste militaire bevelhebber, die mag optreden namens zijn leidinggevende
  26. GAH SA 19
Uw inschrijving kon niet worden opgeslagen. Probeer het opnieuw.
U bent met succes aangemeld voor onze nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief