Het oude Rome in Hulst

De najaarskermis te Hulst in 1906

Als de najaarskermis in Hulst niet aansloot op de kermis in Terneuzen, lieten veel spullenbazen de vestingstad links liggen. Dan werd er flink gemopperd, want het aantal attracties was in dat geval bedroevend klein en dat gold met name voor de grotere, meer spectaculaire kermisinrichtingen . In 1906 begon de kermis gelukkig op zaterdag 29 september, in dezelfde week waarin die van Terneuzen eindigde en de correspondent van het Hulsterblad constateerde tevreden dat het volksvermaak veel goeds beloofde en mogelijk de vorige oktoberkermis zou overtreffen. Een van de publiekstrekkers was de stoomcarrousel van Peeters-Vincken, die voor de oktoberkermis een standplaats in Hulst gereserveerd had. In zo’n attractie stond de draaimolen in een ruime tent met een pronkerige voorgevel. De binnenruimte was voorzien van een bar met talloze zitjes rondom de carrousel en het geheel baadde in een zee van elektrische lampen. 

Zelandia, zaterdag 29 september 1906.

Advertentie voor de stoomcaroussel van Peeters-Vincken in de Hulsterse krant Zelandia. Eigenaren van kermisattracties maakten veelvuldig reclame voor hun vermakelijkheden met  advertenties in de lokale pers.

Karel Dibbets; Frank van der Maden (red.), Geschiedenis van de Nederlandse film en  bioscoop tot 1940, 1986, blz. 32)

Foto uit 1905 van de kermisbioscoop van Anton Wegkamp. In 1906 brandde de attractie af op de kermis in Terneuzen in de week voordat ze naar Hulst zou komen

Een opvallende verschijning was de snerpend hoorbare stoomfietsenmolen 1 van Tartantuano. De rest van het gebruikelijke kermisspul bestond uit een heel scala aan waarzegstertentjes, schommels, koek- en gebakstalletjes, fotografietentjes, eenvoudiger draaimolens en ‘galanterie’ kramen met de onvermijdelijke kermisprullaria. Alles bij elkaar ditmaal zoveel, dat de Grote Markt te klein was en dus ook de Houtmarkt helemaal vol stond, zo meldde het nieuwsblad Zelandia. Een inmiddels vaste klant, de grote en populaire attractie ‘Grand Cinematograaf’, de reizende kermisbioscoop van Anton Wegkamp zou ook gekomen zijn, ware het niet dat deze op de laatste dag van de kermis in Terneuzen tot de grond toe afbrandde met alle decors en de hele collectie films.
Het onverwachte wegvallen van de cinema was een buitenkansje voor een eveneens in Terneuzen staand wilde beestenspel van een Duitse exploitant, waarin de Gentse dierentemster onder de artiestennaam Mademoiselle Ludewiska de zweep eronder had. Te elfder ure kreeg dit circus een vergunning voor een plaatsje op de Houtmarkt. Door deze speling van het lot haalde de gemeente onvermoed en onbedoeld een attractie in huis, die geen vier dagen, maar ruim twee maanden zou duren. 

Zelandia, het nieuws- en advertentieblad voor Zeeland bevatte in het nummer van 29 september 1906 een advertentie voor het ‘wildebeestenspel’ van Mademoiselle Ludewiska. De uitbater van dit kleine circus kreeg bij toeval een vergunning voor de kermis te Hulst als vervangende attractie van de afgebrande bioscoop van Wegkamp in Terneuzen. Vier dagen lang kon het ‘geëerd publiek’ genieten van het fenomeen van een vrouwelijke dierentemmer met als belangrijkste attractie haar optreden met wilde leeuwen. Na afloop van de kermis wachtte het circus echter een zeer onaangename verrassing. 

Voor het wildebeestenspel, dat voor de eerste keer naar Hulst kwam, zou het ook meteen de laatste keer zijn.

Een conservatoir arrest

Terwijl het personeel op woensdag 3 oktober de tent aan het opladen was voor het vertrek, werd de directeur van het circus met een vervelend probleem geconfronteerd. Geassisteerd door de marechaussee verscheen deurwaarder August Poppe ter plaatse met in zijn kielzog een grote schare nieuwsgierigen. De circuseigenaar,  Herman Geissler, kreeg persoonlijk een exploot 2  overhandigd met de eis om onmiddellijk een uitstaande schuld van fl. 406,50 te betalen. De eiser van deze vordering, de N.V. Nederlandsche en Indische Verlichtingmaatschappij uit Den Haag, had via een advocaat de rechterlijke macht ingeschakeld omdat de circusdirecteur na een aantal orderbilletten met protestkosten (aanmaningen) vijf rekeningen voor geleverde verlichtingsapparatuur voor zijn circustent niet had betaald. Toen daarbij tevens bleek, dat deze kermisgast en dierentemmer nog meer schulden had uitstaan, vond de Verlichtingsmaatschappij het de hoogste tijd voor een bezoekje van de deurwaarder aan de schuldenaar. 
Het uitreiken van de officiële kennisgeving maakte de circusbaas automatisch tot de gedaagde en hij had daarom het recht zich ter plaatse tegenover deurwaarder Poppe te verweren tegen de vordering. Herman Geissler verdedigde zich echter niet, erkende de genoemde schulden als de zijne, bevestigde formeel de sommatie tot betaling van Poppe ontvangen te hebben, maar bleek niet in staat om te betalen. Hiermee kwam voor de directeur van de menagerie  abrupt een einde aan de periode van straffeloze wanbetaling, want het  hele circus werd op staande voet in conservatoir arrest gehouden. Zo’n arrest of beslaglegging ‘conserveert’ (bewaart) als het ware iemands bezittingen als onderpand voor de eisende partij. De rechter kan op verzoek van een schuldeiser hiertoe overgaan – het liefst als verrassingseffect – wanneer de kans groot is, dat

de schuldenaar onderduikt met medeneming of verkoop van zijn eigendom. In dit geval was een vlucht niet denkbeeldig, omdat Herman Geissler al een langere geschiedenis van wanbetaling kende en als kermisreiziger geen vaste woon- of verblijfplaats had.
Het duurde even tot de consequenties van de inbeslagname bij de betrokkenen doordrongen, maar op dat moment verzetten de eigenaar, zijn dompteuse en het verdere personeel zich hevig tegen het beslag. Iedere  medewerking  geweigerd, inclusief de verzorging van de nogal schamele bezetting van de – circus dieren: een leeuw, een leeuwin, een hyena, een grote beer, een kleine beer, een miereneter, een wolf met drie poten, twee lama’s en een condor

                                                                                                                                                                                                                                 deurwaarder.com

De gemoederen liepen zo hoog op, dat burgemeester Frans van Waesberghe erbij werd gehaald om te bemiddelen. De woedende circuslui lieten zich uiteindelijk vermurwen om de dieren die dag te voederen, maar alleen tegen betaling. Desondanks verliep de nacht van 3 op 4 oktober verre van rustig. De omwonenden in de wijde omtrek van de onvrijwillige locatie van de menagerie op de Houtmarkt, deden de hele nacht geen oog dicht. De dieren gingen zo vreselijk tekeer, dat het centrum van Hulst veel weg had van de locatie van het Colosseum in het Oude Rome aan de vooravond van gladiatorengevechten. Uiteraard waren de volgende ochtend de rapen gaar en kwam het tot  opstootjes van geërgerde inwoners. Er kwam pas een einde aan de emoties, nadat de veldwachter ervoor had gezorgd, dat de luidruchtige beestenboel naar de Statiebuurt werd verplaatst. 

historisch-kermistransport.nl.

Impressie van een stoet transportwagens van een circus van weleer, dat van kermis naar kermis reisde.  Op de foto hebben alle wagens paardentractie. Vooraan rijdt een getraliede dierenwagen. Veel kermiscircussen waren bescheiden van omvang en uit de beschrijving van de faillissementsboedel bleek, dat  dit ook gold voor de menagerie van directeur Herman Geissler en dompteuse mademoiselle Ludewiska.

De failliete circusboedel

Omdat de sommatie van deurwaarder Poppe niet tot betaling had geleid en op grond daarvan de hele circusboedel door de beslaglegging in verzekerde bewaring van de rechtbank was gesteld, kon de N.V. Nederlandsche en Indische Verlichtingmaatschappij haar geld alleen nog terug zien te krijgen door Herman Geissler failliet te laten verklaren.
Daartoe gaf het bedrijf op 23 oktober 1906 aan advocaat Johannes Adriaanse de opdracht om een verzoek indienen bij de Arrondissementsrechtbank te Middelburg, die Herman Geissler, kermisgast en dierentemmer, rondreizend zonder vaste woonplaats in Nederland, thans verblijvende te Antwerpen de volgende dag in staat van faillissement verklaarde omdat genoemde persoon verkeert in den toestand dat hij heeft opgehouden te betalen.
Tegelijk werd mr. Adriaanse voor het afhandelen van het faillissement als curator aangesteld en werd Ph. J. Callenfels aangewezen als rechter-commissaris voor het toezicht op de afwikkeling van het bankroet door de curator.
In het belang van de schuldeiser moest nu de hele inventaris van de menagerie worden opgemaakt en getaxeerd en dus kon August Poppe weer aan de slag. In verband hiermee begaf mr. Adriaanse zich op 24 oktober naar Bergen op Zoom, waar op de kermis een woonwagen stond, behorend bij de attractie Tobogan, een glijbaan, van een eveneens failliet verklaarde kermisexploitant, Cornelis Huygens Janvier. Op 2 oktober, de dag voor de beslaglegging van het beestenspel door August Poppe in Hulst, had Herman Geissler op een openbare veiling deze bruin gelakte woonwagen met gele letters gekocht. Het zegt genoeg over de mentaliteit van de maan om ondanks een reeks uitstaande schulden, met contant geld op een openbare verkoping een kermiswagen aan te schaffen. Het verklaart ook waarom hij daags daarna geen geld had om in Hulst deurwaarder Poppe te betalen voor zijn betalingsachterstand aan de Verlichtingsmaatschappij uit Den Haag. Machiel de Groot, die Adriaanse als deskundige ter zake had meegenomen, taxeerde de woonwagen op fl. 250,- . Na overleg met deurwaarder Herman Ponne te Bergen op Zoom nam  Adriaanse ook dit rollend materieel als deel van de boedel in beslag. Vier dagen later bezocht de curator  deurwaarder Poppe, die intussen de inventarislijst van de

Een foto van de door Herman Geissler in 1906 op de kermis te Bergen op Zoom aangekochte woonwagen van de kermisfamilie Janvier is niet voorhanden.  Een goede indruk van de door kermisexploitanten gebruikte woonwagens uit het begin van de 20e eeuw is dit kiekje van de mobiele behuizing uit 1903 van de familie Turner.

(bron onbekend)

beestenboel in Hulst had opgemaakt. Uit de beschrijving bleek dat, behalve de relatief hogere waarde van de levende have, de omvang en de kwaliteit van de inrichting weinig voorstelde. Het circus beschikte over slechts één kermiswagen, waarin alle dieren verblijf hadden. Als de hele inventaris eveneens in of op deze wagen vervoerd werd, kon de attractie niet anders dan een kleine en armzalige bedoening zijn. De circustent met interieur werd dan ook heel laag geschat en nauwelijks in detail omschreven. Geissler had wel een dure woonwagen in Bergen op Zoom gekocht, maar deze stond nog in die stad, toen het beslag in Hulst werd gelegd. Het wonen en slapen van Mademoiselle Ludewiska en het verdere  personeel zal dus wel erg primitief zijn geweest. Toch was Poppe op het onwaarschijnlijk  hoge taxatiebedrag van ruim fl. 6500,- uitgekomen, voor 89% gebaseerd op een wel erg riante inschatting van de waarde van de gedresseerde dieren. Het was wachten op de voor 8 december 1906 vastgestelde openbare verkoop of het dierenspulletje wel zoveel waard was als Poppe had geraamd.

De dompteuse en de directeur flikken een kunstje

Al was Hermann Geissler door het conservatoir arrest op 3 oktober 1906 in Hulst volkomen verrast, samen met dompteuse Ludewiska broedde hij in de volgende weken een doortrapt plan uit, waarmee beide dachten aan faillissement te kunnen ontkomen en zo hun menagerie te behouden. Om te beginnen maakte de circuseigenaar, dat hij uit Nederland wegkwam om uit de greep van de rechterlijke macht te blijven. Om toch dicht genoeg in contact met zijn dierentemster te blijven, koos hij Antwerpen als wijkplaats. 
Op 14 november wist de rechtbank wat de dompteur en de dompteuse hadden bekokstoofd, toen de griffie een officieel verzoek tot vernietiging van het faillissementsvonnis kreeg. Heel listig voerde Geissler het enige punt op, dat hij bij de beslaglegging niet had toegegeven: het circus zou niet zijn bezit zijn, maar dat van Beatrix Mathilde Pleunis, de werkelijke naam van Mademoiselle Ludewiska, afkomstig uit Gent. Krachtens de aangevoerde argumentatie had mevrouw Pleunis als eigenares geen schulden, was de verklaring van het faillissement dus onjuist en moest daarom worden vernietigd. Authentiek uitziende documenten, waaronder een eigendomsakte en een contract, waaruit bleek dat Geissler alleen maar ‘Geschäftsfϋhrer’ (bedrijfsleider) was, moesten als wettig en overtuigend bewijs dienen. Ter verdere ondersteuning kwamen er ook nog buitenlandse rekeningen op naam van Beatrix Pleunis als eigenaresse van de menagerie ter tafel.

                                                                                              Zeeuws archief, gedeelte uit het faillissementsdossier van Herman Geisler.

Hoewel rechter-commissaris Callenfels niet in de doorzichtige valkuil trapte en het faillissementsvonnis schriftelijk herbevestigde, hadden de twee intriganten wel tijdwinst geboekt, want de rechtbank kon pas tot de openbare verkoop van de circusboedel besluiten als de bij het verweer aangedragen papieren op echtheid waren geverifieerd. Toch deed het duo Geissler-Pleunis met deze slinkse machinaties zichzelf de das om. Iedere dag, dat het beestenspel als gevolg van het inbrengen van het pseudo-bewijsmateriaal langer in Hulst stond, werd de kans, dat de eigenaar en het personeel van het circus er goed vanaf zouden komen, kleiner.

Het vijfsterren circusdierenpension in Hulst

De gedwongen verlenging van het kermisvermaak haalde al snel de landelijke pers, die de abonnees regelmatig op hoogte hield van de verwikkelingen.
Omdat Beatrix Pleunis en Herman Geissler zich aan de verzorging niets gelegen lieten liggen, moesten er bewakers worden gezocht voor zowel de beveiliging van de dieren als voor de bescherming van de altijd aanwezige en niet steeds voorzichtige bezoekers. Het viel niet mee om voor deze surveillance personeel aan te trekken, steeds twee man voor zowel overdag als ’s nachts. Het vinden van oppassers om de hokken schoon te maken en de dieren te voeren was, gezien het veiligheidsrisico, nog veel moeilijker en lukte alleen tegen zeer hoge vergoedingen. Dat een behoorlijk gevarengeld gerechtvaardigd was, bleek eind november. Bij het voeren kwam een oppasser met zijn hand tussen de tralies, wat hem een diepe wond door de klauw van een van de leeuwen opleverde. Door de bijkomende bloedvergiftiging zette eerst de hand en daarna de arm zozeer op, dat de arts geen andere remedie zag dan amputatie van de hele arm. 

Overigens werd de beestenboel waarschijnlijk beter gevoed dan onder het verantwoordelijke kermisduo het geval was. De Middelburgse Courant en Het Amersfoorts Dagblad memoreerden, dat het voederen iedere dag om vijf uur ’s middags plaatsvond en op een grote belangstelling kon rekenen. De leeuwen bleken flink in gewicht aangekomen en zagen er steeds gezonder en mooier om aan te zien uit. Dit kostte wel een lieve cent, maar de veiling van circusdierentuin zou dit (deels) kunnen bekostigen, zo werd gedacht.
Kwamen de dieren in hun natje en droogje niets te kort, de huisvesting was een ander verhaal. De kermiswagen was dermate krakkemikkig, dat er meerdere vloerplanken vervangen moesten worden en de wand van de leeuwenkooi was allesbehalve stevig. Naast de personeelskosten voor algemene surveillance, concrete verzorging en de uitgaven voor voeding en noodreparaties, liepen de kosten nog verder op, omdat trawanten van Herman Geissler en Beatrix Pleunis gedreigd hadden hun menagerie heimelijk weg te voeren. Om dit te voorkomen patrouilleerden iedere nacht twee marechaussees met geladen karabijn. Het was geen overbodige maatregel, want deze militaire politie hield de trawanten van de eigenaar meerdere keren succesvol op afstand, maar de langdurige bewaking kostte handenvol geld.

Beestenspellen op kermissen zoals dat met mademoiselle Ludewiska  waren vroeger beslist geen uitzondering. Vrouwelijke dompteurs gaven aan dit voor het publiek opwindende, want gevaarlijke, voorstellingen een extra dimensie                         

Het kluwen van bedrog ontrafeld

Het protest, dat de kermisgasten Pleunis en Geissler bij de Arronissementsrechtbank in Middelburghadden ingediend tegen het verklaarde faillissement, betekende niet alleen een behoorlijke vertraging in de afwikkeling ervan, maar ook veel extra werk voor Johan Adriaanse, die in zijn functie als curator het ingediende bewijsmateriaal moest zien te ontkrachten. Hij maakte daarvoor onder talrijke bezwaren (problemen) wijd en zijd in het buitenland dienstreizen naar Gent, Deinze en Kruishouthem om op de kermissen aldaar inlichtingen in te winnen over het contract, dat Beatrix Pleunis tot eigenaresse van het circus zou hebben gemaakt.
Een door hem speciaal uitgezonden detective onderzocht de aard van een aantal kwitanties, die eveneens als bewijs waren opgevoerd, om aan te tonen dat de uitgevers van de rekeningen door het illustere duo waren misleid.
Na enkele vergeefse pogingen werd op zaterdag 1 december 1906 de bewijslast gevonden en de pers smulde van het gevecht om de beesten tusschen de curator eenerzijds en den gefailleerde met een pseudo-eigenares aan den anderen kant. De laatsten hebben het moeten afleggen, omdat het gespannen kluwen van leugen en bedrog totaal ontrafeld is(…)
De dame, die eerst haar rechten als eigenares staande hield, alsof ze tegenover de quaestieuse beestjes (de betwiste leeuwen) zelf stond, viel spoedig uit haar rol en bekende, in presentie van de commissaris van politie, al snikkend het feit.

Hiermee was het verzet, dat tegen het faillissement was aangetekend, definitief van de baan en kon de rechter-commissaris toestemming geven tot de openbare verkoop.

Openbare verkooping eener menagerie met wilde en tamme dieren te Hulst

Eene zeldzame vendutie

Ruim twee maanden na het einde van de najaarskermis stond op 5 december 1906  nevenstaande advertentie in de  kranten uit de regio, in enige  landelijke dagbladen en in een paar specifieke kermisbladen, zoals De Komeet en het vakblad Ons Belang. De openbare veiling op zaterdag 8 december 1906 was volgens het Amersfoortsch Dagblad eene zeldzame vendutie, waarvoor ongetwijfeld veel belangstelling zou bestaan.
Een ongewone vertoning werd het inderdaad, niet alleen omdat een deel van de boedel uit levende have bestond, maar nog meer, omdat de veiling allesbehalve vlekkeloos verliep. Zaterdagochtend rond tien uur was het op de Statie een drukte van belang, maar dat betrof veel meer het kijkgrage publiek dan serieuze kopers. Voor de circusdieren waren nauwelijks liefhebbers te vinden. Verkocht werden alleen de condor en de driepotige wolf. Voor de andere dieren riep de afslager bij herhaling ‘liefhebbers’ op, maar de hamer viel steeds vergeefs.
Het veilen van de ‘niet levende’ kavels verliep beter.
De in Bergen op Zoom staande woonwagen, geschat op fl. 250,- ging voor fl. 300,- van de hand en een groot deel van de inventaris van de menagerie bracht samen fl. 389,- op.
Uitgaande van de schatting van de opbrengst van deurwaarder Poppe ad. fl. 6500,-was het eindresultaat van de veiling onthutsend laag. Direct na afloop bleek, dat hier iets niet in de haak was. Bij de veilingmeester – Poppe was weer de pineut – diende zich een zogenaamde combinatie of conclave van kermisexploitanten aan. Zij waren dus wel degelijk komen opdraven, maar voelden weinig voor individuele actie. Als een heus kartel had men elkaar

geinformeerd voor welke dieren veel interesse bestond en vervolgens de afspraak gemaakt op die beesten niet te bieden. Na het einde van de verkoping kon dan onderhandeld worden met de veilingmeester om de beestenboel onderhands in bezit te krijgen.
Zo omzeilde men niet alleen de prijsopdrijving bij opbod, maar ook de opslag van de veilingkosten. Niet zo’n frisse handelwijze – niet voor niets is kartelvorming nu verboden – maar de gelegenheid was dan ook zeer bijzonder, omdat men misbruik kon maken van het feit, dat de in de veiling niet verkochte dieren niet langer in Hulst konden blijven. Immers, zolang het proces van faillissement nog liep, konden de – niet geringe – kosten van onderhoud bij de schuld van de eigenaar worden opgeteld en waren ze als het ware afgedekt door de te verwachten opbrengst van de veiling. Dit was een effect wat Herman Geissler en Beatrix Pleunis bij hun bedrog waarschijnlijk is ontgaan. Hoewel de beraadslaging de zaterdagavond en nog een deel van de zondag in beslag nam, was het geen verrassing dat de dierentuin vér onder de geschatte waarde verkocht werd:
– de twee leeuwen niet voor fl. 3000,- maar voor fl. 240,-
– de menageriewagen met hyena en een beer in één koop voor fl. 67,50 in plaats van fl. 1460,-
– de twee lama’s geen fl. 400,- maar fl. 70,-
– de mogelijke opbrengst van de miereneter verviel door het ontijdige heengaan van het beestje.

hamburg-bildarchiv.de

De Gärtnerstrasse in Hamburg rond 1920, waar tussen 1886 en 1938 op nr. 72 de  handel in exotische dieren van August Fockelmann was gevestigd. Herman Geissler had bij dit bedrijf voor fl. 1000,- aan dieren voor zijn menagerie gekocht, maar nooit betaald. Ondanks de verkoop in het kader van de faillissementsverklaring met daaropvolgende openbare verkoop van de beestenboel, konden August Fockelmann, en de andere schuldeisers naar hun geld fluiten.                                                                   

De eindrekening

De totale opbrengst van de failliete boedel beliep volgens de door de curator opgemaakte uitdeelingslijst fl. 1073,- en dat was veel minder dan de inschatting van fl. 6500,- , maar toch behoorlijk meer dan de schuld van Herman Geissler aan de Nederlandse en Indische Verlichtingmaatschappij, die het faillissement had aangevraagd. Voor alle betrokkenen was dit bedrag intussen helaas flink opgelopen. Toen de rechter-commissaris in het kader van dit proces bij advertentie andere schuldeisers opriep zich te melden, bleek de schuldenlast vele malen groter te zijn dan de oorspronkelijke fl. 430,- die door langdurige aanmaningen al verhoogd was naar fl. 485,-. Nadat zich crediteuren uit Maastricht, Winschoten en Hamburg hadden gemeld, was het bedrag opgelopen tot ruim fl. 2300,-. Vooral de nota van August Fockelmann uit Hamburg voor – niet nader genoemde – geleverde dieren was met fl. 1000,- een grote post. Niet alleen werd nu het totaal aan achterstallige betalingen onderdeel van het faillissement, maar ook alle onkosten sinds het conservatoir arrest op 3 oktober. Dit scala aan uitgaven van velerlei aard was eveneens niet gering: de proceskosten voor het faillissement zelf, advertenties, telegrammen, papier en drukwerk van de rechtbank, het salaris van de curator en de deurwaarder, beloning voor taxateur, reis- en andere kosten van de uitgezonden detective namens de curator en ‘last but not least’ de verzorging en voeding van de dieren van de menagerie, die uiteindelijk meer dan fl. 500,- bedroegen; volgens dezelfde uitdeelingslijst fl. 1078,- in totaal.

Per slot van rekening kende dit bankroet vrijwel alleen verliezers: Hermann Geissler verloor met de veiling van zijn menagerie, die zowel zijn bezit als zijn bron van inkomsten was. Dompteuse Mademoiselle Ludewiska en verder personeel waren hun baan kwijt en – gezien de beroerde financiële positie van de baas – mogelijk ook achterstallig loon. Omdat de openbare verkoping door de onderhandse verkoop van de meerderheid van de dieren veel minder had opgebracht, dan gehoopt,  visten alle schuldeisers achter het net.
De rechter-commissaris en curator kregen wel netjes betaald, maar zij moesten hiervoor veel extra werk verrichten door het protest dat de dompteur-directeur en zijn dompteuse tegen het faillissement hadden ingediend. Voor de leveranciers uit Hulst, die aan de maandenlange verzorging van het beestenspul hadden verdiend was er uiteraard alle reden tot tevredenheid.
Eveneens content waren omwonenden van de statie, die van lieverlee van de gevaarzetting door de twijfelachtige staat van de dierenkooien en menageriewagen en de stank- en geluidsoverlast ook genoeg hadden gekregen.  Zij slaakten op zondag 9 december 1906 na afloop van de onderhandelingen in de onderhandse verkoop en het wegvoeren van de hele mikmak, volgens de pers een gezamenlijke zucht van verlichting.

Annonce in het Haarlems Dagblad van 27 januari 1907 - Herman Geissler
Bijna symbolisch is deze piepkleine annonce in het Haarlems Dagblad van 29 januari 1907 in een overzicht van afgesloten rechtszaken

Geraadpleegde bronnen

– Zeeuws Archief, arrondissementsrechtbank Middelburg 1906, civiele rechtspraak, faillissementsdossiers.

– Hulsterblad nr.2162 (15-09-1906), nr. 2163 (22-09-1906), nr. 2164 (29-09-1906), 2165 (06-10-1906), nr. 2168 (27-10-1906), nr. 2174 (08-12-1906), nr. 2175 (15-12-1906).

– Zelandia 29-09-1906, 03-10-1906, 03-11-1906, 01-12-1906, 05-12-1906, 12-12-1906

– Amersfoortsch Dagblad 08-12-1906

– Haarlems Dagblad 08-10-1906, 07-12-1906, 29-01-1907

– Middelburgsche Courant 15-11-1906, 05-12-1906, 10-12-1906, 11-12-1906, 27-12-1906, 11-01-1907.

– Nieuwe Zeeuwsche Courant 09-11-1906. – Vlissingsche Courant 30-11-1906.

  1. destijds was stoomfiets een gangbaar synoniem voor motorfiets
  2. een exploot is een officiële akte, waarin de deurwaarder van een persoon een vordering eist
Uw inschrijving kon niet worden opgeslagen. Probeer het opnieuw.
U bent met succes aangemeld voor onze nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief