Het kunstje van pater Fezant

Ontsnapt aan het kloosterleven

In de zitting van de gereformeerde kerkenraad van Hulst van 4 juli 1759 verraste de ‘scriba’ 1 de vergaderde leden met de heuglijke mededeling, dat de 29 jaar oude pater Engelbert Fezant, afkomstig uit een fatsoenlijke Brusselse familie, het Karmelietenklooster te Mechelen ontvlucht was en over wilde gaan tot de gereformeerde religie. Na het eerste gesprek met de uitgeweken pater was  de scriba er al van overtuigd, dat de vlucht op goede gronden en uit een oprecht beginsel was ingegeven 2. Meteen ontstond er in de vergadering een soort hoerastemming, want de berichten, die in dit verband op de kerkenraadsvergaderingen binnen kwamen, betroffen gewoonlijk juist het weglopen van eigen geloofsgenoten naar het katholieke geloof. Dit voorval was dus iets aparts en dat het hier een katholieke monnik betrof, maakte het zelfs uniek!
Fezant werd dan ook als een Sinterklaas binnengehaald en kreeg een vip-behandeling. De diaconie 3 zou zorgen voor andere kleding, zodat de bedelmonnikspij aan de wilgen kon worden gehangen en volgens de vergadering moest direct voor kost en inwoning worden gezorgd. Met dit laatste had de scriba trouwens al rekening gehouden. Meester Kroock, de protestantse onderwijzer, had desgevraagd toegezegd de ex-pater in pension te nemen en hij stond al buiten de deur van de vergaderkamer te wachten op uitsluitsel. Na zijn binnentreden kwam men al snel overeen, dat de schoolmeester wekelijks vier gulden zou ontvangen voor het logies, het waschen daaronder gerekend.

Gravure van J.B. de Noter, stadsarchief Mechelen.

Zicht vanuit de Frederik de Merodestraat op het (niet meer bestaande) Carmelus Mechiliniensis (Karmelietenklooster) in Mechelen  rond 1790. In dit kloostercomplex was Engelbertus Josephus Fezant ingetreden in de orde van de ‘geschoeide karmelieten’. Dit was de wat minder strenge tak van de bedelorde, want zij droegen tenminste nog schoeisel. Evengoed had Pater Philippus a Sancta Maria, zoals Fezants kloosternaam luidde, al snel genoeg van een leven bestaande uit bidden en werken in armoede. Aan de  verleidingen buiten de muren kon hij geen weerstand bieden. Toen hij zich bij de gereformeerde kerkenraad in Hulst meldde, was het al  de vierde keer, dat hij uit het klooster was weggelopen.

Foute Boel

In tegenstelling tot het protestantse kerkbestuur was baljuw 4 Gerrit Otto Rauwertz, helemaal niet opgetogen, maar integendeel juist heel  wantrouwig. Hulst werd immers regelmatig geconfronteerd met lieden van buiten, die bij het stadsbestuur en de gereformeerde diaconie allerlei zielige verhaaltjes ophingen om gemakkelijk liefdegiften binnen te halen. Om te weten te komen of er ook nu een bedrieger aan het werk was, stuurde Rauwertz per omgaande een brief aan het Karmelietenklooster in Mechelen.
Op 5 juli, daags na de vergadering van de gereformeerde kerkenraad, kreeg de baljuw onverwacht bezoek uit Brussel van twee zwagers van Fezant. Zij wilden hun familielid overhalen om naar zijn klooster in Mechelen terug te keren en zagen graag, dat Rauwertz bij het gesprek aanwezig was. Beide heren waren niet alleen verdacht vlug op de hoogte van de huidige verblijfplaats van hun verwant, maar er ook als de kippen bij om hem hier weg te krijgen. Waren zij wellicht door het klooster in Mechelen ingeseind? Hoe dan ook, de weerspannige Karmeliet liet zich niet ompraten en de twee ‘ijlboden’ konden onverrichterzake huiswaarts keren. Baljuw Rauwertz was verbaasd, dat beide hoge heren tijdens het kortstondige bezoek niets a charge (ten laste) bij hem hadden ingebracht tegen hun uit het klooster weggevluchte familielid. Begrijpelijk was dit eigenlijk wel, want  tegenover een gerechtelijk opsporingsambtenaar kon je de vuile was van de familie beter niet buiten hangen. Erg lang hoefde baljuw trouwens niet op uitleg te wachten, want heel rap lag er ’s anderendaags (6 juli) al antwoord van vicaris 5 Aloysius a Sancta Catharina uit het Mechelse karmelietenklooster. Dit schrijven, waarin het gedrag van Fezant ongenadig werd neergesabeld, ging per omgaande naar de scriba van de gereformeerde kerkenraad, die het twee dagen later in de  vergadering van 8 juli 1759 integraal voorlas.

Gemeentearchief Hulst, notulen gereformeerde kerkenraad, archiefnummer 81.

De afgeschreven kopie van de aanhef van het aan baljuw Rauwertz gerichte antwoord uit het Karmelietenklooster te Mechelen. Alle binnenkomende correspondentie betreffende ‘de zaak Fezant’ werd door de scriba integraal of in samenvatting in de notulen van de vergadering van de gereformeerde kerkenraad opgenomen. Dankzij deze, tot in details uitgewerkte, verslaglegging, kunnen we ‘de kwestie Fezant’ in de periode dat de uitgeweken pater in Hulst verbleef, op de voet volgen.

De gedetailleerde reactie uit Mechelen plaatste de aftocht van pater 6 Philippus in de aanhef al meteen in een duidelijk perspectief. De vicaris omschreef hem als eenen ongelukkighen Religieus, dienende tot groote droefheyt van syn ouders, meerdere verergernisse van syn order (de orde der Karmelieten). Zijn vluchtmotief was niet zijn wens om protestant te worden (gheen overtuyginge van syn gemoet dat hy syne religie wilt verlaeten), maar om frank en vrij te kunnen genieten van de vele verlokkingen van het leven (een ongebonde leven, soekende sonder oordeel ofte verstandt), niet in de laatste plaats het seksleven (syne naturelyke lusten). Het uitstapje naar Hulst was nu al de vierde keer, dat Fezant het klooster onrechtmatig had verlaten en de oprechtheid van zijn berouw (met beloften van beternisse drymael is te rugh gekeert) was daar inmiddels volstrekt ongeloofwaardig geworden. Steeds immers ging hij na het uitzitten van zijn verdiende straf (naervolghens de wet van syn religie geboet te hebben) er weer als een haas vandoor (wederom is gaen vlughten).  Op zijn plezierreisjes wist Fezant met overtuigend klinkende mooie praatjes (door versierde leughenen) verschillende individuele personen en kerkenraden geld afhandig te maken. De gulle gaven werden hem des te gemakkelijker gegeven, omdat hij voorwendde, dat zijn ouders voor hem financieel garant stonden (syne eerlyke ouders, op welkers crediet hy het gevraeght hadde). Iedere keer, dat de schuldeisers zich bij de ouders meldden, als zoonlief hen weer voor een voldongen feit had geplaatst, leidde dit tot grote ruzie (veelle contestatien) in het gezin, maar vanwege de familie-eer werd er steeds braaf betaald.

Museumrotterdam.nl, vaste collectie.
Een van Fezants plezierreisjes ging naar Schiedam. Dat deze stad destijds vergeven was van de jeneverstokerijen en dito taphuizen was hier vast niet vreemd aan. 

Vicaris Aloysius staafde zijn beschuldigingen met concrete voorbeelden. In ’s Hertogenbosch had de gereformeerde kerk zich laten tillen voor een relatief groot bedrag, bijeengebracht in een algemene inzameling (een publike collecte voor hem geschiet). De gehaaide pater had zijn gulle gevers om de tuin geleid met het voorwendsel om met de opgebrachte gelden in Leiden zijn studie voort te zetten (van naer Leyden syne studien te gaen vervoorderen), maar in plaats daarvan trok hij naar Schiedam, waar hij lustig en losbandig (in ondeught) aan de zwier ging. Toen het geld erdoor gedraaid was, vertrok hij naar Amsterdam. Vicaris Aloysius wist niet goed wat Fezant in deze stad had uitgespookt, maar het was wel duidelijk, dat hij hier niet veel geld van argeloze weldoeners afgetroggeld had, noch zelf de kost had weten te verdienen. Naar verluidt zou hij vergeefs gepoogd hebben een baantje over zee te zoeken, maar had hij de stad ten slotte verlaten wegens gebrek aan subsistentie (levensonderhoud).
Platzak (verteirt synde) keerde hij in arren moede terug naar Mechelen en klopte deemoedig en vol berouw (te rugh is gekeert naer syn clooster om vergiffenisse te vraeghen van syn misdaden) bij zijn klooster aan om voor de zoveelste keer om genade te smeken. Aan het slot van zijn betoog gaf de vicaris aan de gereformeerde kerkenraad in Hulst de uitdrukkelijke waarschuwing mee, dat Fezant door geveynstheyt en versierde leughenen het publieck van Hulst soude gerne bedrieghen en dat deze volmaeckten deugeniet het alleen maar verdiende als een bedriegher van het Publieck weghgejaeght te worden.

Scheepvaartmuseum Amsterdam, replica VOC-schip De Amsterdam (1747),  benedendek.

Volgens vicaris Aloysius wilde Fezant in Amsterdam zijn geluk beproeven met een baantje in de grote vaart. Op zich zou hij met zijn religieuze achtergrond Gods woord aan boord wel kunnen verkondigen en bovendien zaten schepen naar de Oost vaak zonder predikant. Maar zonder universitaire opleiding en promotie en bovendien van katholieke komaf kwam Fezant hiervoor niet in aanmerking.  Dat gold ook voor de  functie van ‘ziekentrooster’, die aan boord bij gebrek aan een dominee in de essentieel geachte zielzorg van de bemanning voorzag.  Een behoorlijke kennis van de geloofsleer voldeed voor deze baan als de gegadigden vooraf een examen hadden afgelegd. Ook daaraan voldeed Fezant niet, als hij al het door hem ontvluchte schamele bestaan als bedelmonnik zou inruilen voor een hachelijk, ongezond en slecht betaald leven benedendeks tussen de hangmatten. 

In de slachtofferrol

De lijst met misdragingen in het onverbiddelijke ‘vonnis’ uit Mechelen was voor de kerkenraad ernstig genoeg om de pater, die nu ook in Hulst zorgeloos op kosten van de diaconie vegeteerde, met de zware beschuldigingen te confronteren. Diep verontwaardigd over deezen impertinenten brief, opgepropt van lasteringen, kroop de spijtoptant meteen in de slachtofferrol. Het spelen van de vermoorde onschuld is een gebruikelijk trucje om zich bij gebrek aan tegenargumenten vrij te pleiten, maar de pater slaagde hier nauwelijks in. Hij betoogde nooit in zijn klooster blijken van de minste ondeugendheid gegeven te hebben, maar dit had de vicaris hem in zijn brief dan ook niet verweten. Hij beweerde in de afgelopen vier jaar niet vier, maar één keer (en anders uit zijn klooster niet is geweest)  weggelopen te zijn, maar moest tegelijk toegeven nu en dan eens op het landgoed van zijn zwager te hebben doorgebracht zonder permissie van den oversten 7. Hij beriep zich op door hem geschreven brieven aan de gereformeerde kerk in Den Bosch en Schiedam met dankbetuiging voor hunne weldaaden, maar dit was op zich geen bewijs, dat hij het in goedgelovigheid gegeven geld ook rechtmatig had besteed. Zeer onwaarschijnlijk was het verweer, dat de abt van het klooster hem na zijn terugkeer in de beslotenheid van de orde allerlei beloften van meerdere vrijheid en toegeeflijkheid had gegeven. Met het belonen van het overtreden van de kloosterregel en het verstrekken van een privilege, dat regelrecht indruiste tegen de collectiviteit van de kloostergemeenschap zou de abt een precedent van jewelste hebben geschapen.  

Bij hoog en bij laag hield Fezant staande, dat hij zijn klooster de rug had toegekeerd om des Religie wille (nml. het overgaan van het katholieke naar het protestantse geloof) en alleen was teruggekeerd vanwege de geduurige tedere aandrang en bloedtraanige brieven van zyne moeder en gansche familie. In deze samenhang klonk het aan het slot van Fezants verdedigingsrede wel heel vreemd, dat hij beweerde  persoonlijk vergiffenis te hebben hebben gekregen van de paus, de hoogste gezagdrager van de door hem nu zo verguisde katholieke kerk.

Portret van paus Benedictus XIV door Christian Friedrich Fritzsch, 1751), rijksmuseum.nl object. nr.RP-P-1908-872. 

In zijn weerwoord ter rechtvaardiging van zijn escapades, haalde Fezant er zogenaamde ‘eigenhandige pardonbrieven’ van paus Benedictus XIV bij, waarin hem vergiffenis was verleend. Het was toch erg curieus, en ongeloofwaardig, dat de tot de gereformeerde religie bekeerde pater, het hoofd van de katholieke kerk hiervoor als opperste genadeheer nodig had. Fezant kon trouwens de absolutiebrieven niet als bewijs aan de gereformeerde kerkenraad in Hulst laten zien. 

 

Er kwam ook nog een  voorbeeld voorbij van den priester Mauritius, die ook om zijn geloof het klooster had verlaten en doorslaande blijken van zijn oprechtheid tot zijn dood toe heeft gegeven. Van eerlijkheid had Fezant echter tot dan toe nog bitter weinig laten zien. 
Het pleidooi werd afgesloten met de conclusie, dat zijne overtuiging, die hij van de waarheid (d.w.z. het gereformeerde geloof) had, hem altoos is bijgebleven en dat hij alléén daarom zijn klooster, zijne aanzienlijke familie en vrienden en alles heeft verzaakt.

Een rondje langs de speelvelden 

De geestdrift van de kerkenraad was als gevolg van de concrete aanklachten in het schrijven van de vicaris van het Karmelietenklooster in Mechelen en de zeer zwakke repliek van de beschuldigde  danig getemperd.  Curieus genoeg sloeg het kerkbestuur niettemin de waarschuwing uit Mechelen in de wind. Fezant werd niet de laan uitgestuurd en mocht voorlopig zelfs zonder beperkende voorwaarden verder zijn gratis kost en inwoning genieten. Om met alle Voorzichtigheid te werk te gaan en niet misleid te worden besloot de kerkenraad tot een schriftelijk informatierondje ‘langs de speelvelden’ van de gewezen pater in Den Bosch en Schiedam.
Namens de gereformeerde kerkenraad te ‘s Hertogenbosch stuurde predikant Joachim Mobachius een erg lang(dradig) rapport naar zijn ambtgenoten in Hulst. Hij liet zich in woord ogenschijnlijk uitermate sympathiek uit (ik beklaag hem, handelt zachtkens met dien jongeling) en betoonde zich erg positief over het gedrag van Fezant tijdens diens verblijf in Den Bosch (zolang, zich hier heeft opgehouden, niet ’t minste ten zijnE. nadeel). Net als in Hulst was de gereformeerde kerk aldaar kennelijk erg met Mechelse ex-pater ingenomen, want  Mobachius noemde hem meerdere keren netjes de Heer E. Fezant en zelfs zijnE. (de afkorting van ‘zijn Edele’).
Dat deze klaploper zich in ‘s-Hertogenbosch voorbeeldig gedroeg is overigens logisch, want alleen dan kon hij geld voor zijn escapades binnen harken. Na een succesvolle speciale collecte ten zijnen gunste was hij snel met eenige liefdegaven, bedoeld om hem tot Predikant te laten studeren, vertrokken. Met de welgevulde  geldbuidel ging de reis niet richting universiteit van Leiden, zoals hij beloofd had (de toeleg was), maar naar de ‘jeneverhoofdstad’ Schiedam.

 kerkinisrael.nl

Portret van Joachimus Mobachius, predikant te ’s Hertogenbosch, bij wie Engelbert Fezant op veel sympathie en medewerking kon rekenen. In zijn brief aan de gereformeerde kerkenraad in Hulst bleek wel waarom. De toon in zijn schrijven was fel anti-katholiek; hij noemde onder meer het klooster in Mechelen ‘Babel’ 8 en het katholieke geloof ‘die afgodische religie’. Bij zo’n diepe afkeer van het katholicisme bij de predikanten, was het voor een opportunist als Fezant een koud kunstje om voor te wenden om theologie te gaan studeren voor het overgaan naar ‘de ware religie’ en vervolgens met het daarvoor bestemde collectegeld in Schiedam de bloemetjes buiten te zetten. In Hulst was de blik van de gereformeerde kerkenraad  eensgelijks getroebleerd.

Uit het vervolg van het schrijven van Mobachius blijkt, dat hij contact gehad had met de geloofsbroeders in Schiedam, maar toch liever niets over het frivole leven van de pater in de ‘jeneverstad’ kwijt wilde (In Zyne onvoorzichtigheid te Schiedam laat ik mij niet in). Niettemin kwam hij toch met enige informatie over de brug; de ergernis won het blijkbaar van de tegenzin.  Fezant liet het in Den Bosch afgepingelde geld in Schiedam lekker rollen (een splendiet leven), waarmee hij flink achter de meiden aanzat (Zyne bijzondere fout; uitgekomen op vryagien). Of de kerkenraad in Schiedam ook geld voor de pater-klaploper had ingezameld, schrijft Mobachius niet. In ieder geval heeft men daar op enig moment het contact met Fezant verbroken (de hand van hem heeft afgehouden) en hem zonder referenties de laan uitgestuurd (wegens het gepasseerde geene nadrukkelijke attestatiën9. Evenals vicaris Aloysius uit Mechelen memoreerde ook Mobachius, dat Fezant daarna te Amsterdam getragt heeft een bestaan te vinden, waar niets van terecht kwam (hebbende een en andermaal gesmaakt, hoe bitter hem zo eene vlugt zeer opbreekt).

Gemeentearchief Hulst, Notulen van de gereformeerde kerkenraad, archiefnr. 81. 
Het slot van het  antwoord van predikant Joachim Mobachius uit ’s Hertogenbosch.

Dit schrijven, ofschoon minder uitgebreid en gedetailleerd dan de brief uit Mechelen van vicaris Aloysius, bevestigde het op ondubbelzinnige wijze de feiten en meningen in de Mechelse brief. Desondanks eindigde het betoog  met het vergoelijken van Fezants gedrag. Er bestond blijkbaar veel coulance om deze ontspoorde pater bij het zo verfoeide katholieke geloof weg te houden en voor ‘de ware religie’ te behouden.

Uit Schiedam was er ook  antwoord gekomen. Dominee Remko Haijens wilde maar weinig woorden aan de kwestie vuil maken. Hij memoreerde alleen,  dat gemelde Fezant mij en anderen te Schiedam in perzoon wel bekend is en dat deze zich in het begin zeer stigtelijk, maar daarna zo stigtelijk niet meer had gedragen. Verreweg het grootste gedeelte van het schrijven bevatte het gebruikelijke gefoeter op de valsche leere in ’t Pausdom (het katholicisme) en het verheerlijken van de leere der waarheid (de gereformeerde godsdienst). 
De gereformeerde kerkenraad in Hulst vond, dat dominee Haijens zich er wel erg gemakkelijk van had afgemaakt. De vergadering van 29 juli 1759 besloot daarom de predikant uit Schiedam nogmaals aan te schrijven en nader elucidatie (opheldering) te verzoeken voor de zinsnede maar daarna zo stichtelijk niet meer. Deze passage, zo schreef men, was  zeer duister en onbepaald, en dus gansch niet voldoende. Dat hielp! Nu heette het in het antwoord, dat de Mechelse ex-pater zich onder ons zich wat te libere (te vrij) gedragen heeft, meer naalatig in de betragting (in acht nemen) van den uitwendigen Godsdienst. Fezant had zijn seksuele aandrang niet in de hand kunnen houden (de jongelingsdriften vrij ruim den toom gevierd) en zich overgegeven aan ongepaste vrijpartijen (eene ontijdige en voor hem, dies tijd, niet voegzame vrijagie). Tegenover de kerkenraad in Schiedam had hij de scharrelpartijen eerst ontkend en daarna wel bekend (ook de zwakheid gehad van die vrijagie bij een mijner Collegen te ontkennen en daarna bij een ander van mijnen Collegen te bekennen). Dat was in tweede instantie een heel duidelijk antwoord en geheel in lijn met de ervaringen van het klooster in Mechelen en van de kerkenraad in Den Bosch.

Gevangen in geloofsijver

Nu zou je verwachten, dat de drie gelijkgestemde bevindingen uit Mechelen, Den Bosch en Schiedam voor de gereformeerde kerkenraad in Hulst meer dan genoeg waren om Fezant zonder pardon de stad uit te jagen, maar het gebeurde niet.
Wel nam het kerkbestuur het besluit definitief te bepalen, wat er met de frivole profiteur moest gebeuren, maar dit werd niet ingegeven door de ontvangen respons. De enige reden was de financiële wissel, die het verblijf van de weggelopen monnik op de kas van de diaconie trok. De logeerpartij had inmiddels al een maand geduurd en kon niet met het onderhoud van gemelden Heer Fezant langer bezwaard worden. Tevens was er voor hem geen enkel zicht op een kerkelijke functie of andere baan (hier ter plaatze ook geen bestaan voor hem te verwachten). De zitting van de kerkenraad van 26 augustus 1759 kwam daarom overeen om Fezant met een recommandatie aan eenige bekende vrienden te adresseeren na (te sturen naar) Middelburg. Deze recommandatie (aanbevelingsbrief) was vervat in een erg lang epistel, een duidelijke getuigenis van het positieve gevoelen tegenover de gewezen priester. De informatie uit Mechelen, Den Bosch en Schiedam werd afgedaan als een poging om Fezant in een kwaad daglicht te stellen (men zoekt hem alleenlijk haatelijk te maaken). Ook vond men de  geschetste ernst van de misdragingen ongeloofwaardig (hebben bevonden onwaarheid te zijn) en werd het losbandige leven gebagatelliseerd tot den schijn van eenige onvoorzichtigheeden, die gewoon toe te schrijven waren aan de onbedachtzaamheid der jeugd. In Hulst was Fezant’s gedrag zonder alle opspraak en stichtelijk geweest en het vervullen van zijn godsdienstplichten voorbeeldig (den openbaaren Godsdienst gezet en naarstig heeft bijgewoond). De leugens, die de voormalige kloosterling overal had rondgestrooid, bleken helemaal niet mee te tellen.
Uit alles bleek, dat de geloofsijver om de gevluchte katholieke kloosterling voor ‘de ware religie’ te behouden niets aan kracht had ingeboet. Vanuit deze subjectiviteit werden alle ingewonnen, voor Fezant belastende, inlichtingen als vals  bestempeld en diens scheve schaatsen met de mantel der liefde bedekt. Hoewel indringend bekend was, dat Fezant op slinkse wijze in Den Bosch en Schiedam geld had losgekregen om er lekker mee aan de rol te gaan, trapte de gereformeerde kerkenraad van Hulst er willens en wetens ook in.  Men vroeg aan en kreeg van de magistraat  toestemming voor twee collectes geschiedt voor den Heer Fezant. De inzamelingsactie bracht het niet geringe bedrag  

(Footo.nl, 19-12-2007, door Cobra)

op van honderd en een gulden, drie stuivers en acht penningen, nog vermeerderd met een gift van de diaconie van Sint Jansteen ad 20 gulden.
Om tot zijne reize na Middelburg bevorderlijk te zijn werd het kapitaaltje  aan Fezant zelf ter hand gesteld en dat was natuurlijk de kat op het spek gebonden. Het was gewoon  wachten op het moment, dat de gulle gaven er weer doorheen waren gedraaid. Na ruim drie maanden was het zover. Op de vergadering van de gereformeerde kerkenraad in Hulst van 5 december 1759 memoreerde de voorzitter, dat predikant Jacob Wichmans een brief uit Middelburg had ontvangen van zijn moeder, juffrouw De Superville. Uit dit schrijven bleek, dat de ex-pater-flierefluiter na zijn vertrek uit Hulst naar Engeland was overgestoken en onlangs uit armoede en gebrek uit Engeland geretourneerd zynde, zich bevind te Vlissingen 

ten huize van een koopman Der Moise, die hem ookniet langer wil houden, en heeft laaten weeten, dat hij hem naa Hulst wil te rug zenden.

Eindelijk dan was bij de kerkelijke weldoeners in Hulst nu het punt bereikt de naïeve goedgelovigheid te vervangen door nuchter verstand. De vergadering oordeelde tenminste hem hier voor de tweede maal niet konnen accepteren. Maar om er dan toch weer meteen aan toe te voegen met de uiterste compassie met den man aangedaan te zijn. Dus werd er weer een andere notabele in Vlissingen benaderd in de persoon van schepen Leonard van Sonsbeeck, met het verzoek om dit ongelukkig onderwerp (d.w.z. de persoon Fezant) aan te bevelen in zijn goedgunstigheid (aan zijne goede recommendatie) 10. Ook werd met vier pond Vlaams 11 nog maar eens de beurs getrokken als blijk van onze goede geneegenheid, welk bedrag niet aan het berooide  subject zelf, maar in handen van juffrouw De Superville in Middelburg werd gesteld.  Beurtschipper Kleinzwager, als diaken tevens lid van de gereformeerde kerkenraad in Hulst, ging het financiële extraatje in Middelburg afgeven. De schipper verscheen op 9 december met voorspelbaar nieuws in de kerkenraadsvergadering. Er deden nadeelige geruchten de ronde over genoemde Fezant, die zich inmiddels niet meer in Zeeland zou bevinden. Het laatste werd bevestigd in een schrijven van Leonard van Sonsbeeck, die van koopman Der Moise had vernomen, dat Fezant ten tweede male naar England was afgereisd.
Hier eindigde voor de gereformeerde kerkenraad in Hulst de bemoeienis met Engelbertus Josephus Fezant. Gedreven door een niet te bedwingen geloofsijver had men de notoire losbol tot op het laatst financieel gesteund om zijn losbandig leven op andermans kosten voort te zetten.

Het lijkt erop, dat er ten slotte toch nog iets ten goede keerde. Een klein jaar later werd op 20 november 1760 in Londen het huwelijk voltrokken tussen Jane Baker en Engelbert Joseph Fezant in de kerk van Saint Anne in de wijk Soho. Nog later maakt een kerkelijk akteboek op 12 januari 1776 melding van een Joseph Fezant als curate 12 in de parochie van Wapping, een district in Londen13.

(pinterest.com.au) Saint Anne Church in Soho, ca. 1810. In deze kerk trouwde Engelbert Fezant met Jane Baker.

  1. lett. schrijver = secretaris
  2. Dit citaat en de volgende niet geannoteerde citaten zijn alle afkomstig uit het Gemeentearchief Hulst nr. 81, Kerkelijk Acteboek van Hulst begonnen den XXII Sept: MDCCLVI (1756-1785).
  3. Benaming van de gereformeerde armenzorg.
  4. de hoogste ambtenaar belast met opsporing en vervolging
  5. Een vicaris is in de katholieke kerk de plaatsvervanger van een (hoge) geestelijke, in dit geval van de abt van een klooster.
  6. In de rooms-katholieke Kerk is een pater een priester en tevens lid van een religieuze (klooster)orde.
  7. de abt, het hoofd van een mannenklooster
  8. Babel is de stad Babylon, hier gebruikt als zeer negatieve metafoor voor centrum van zonde
  9. Een kerkelijke attestatie is een bewijs van lidmaatschap, dat een kerklid meekreeg als hij naar een andere plaats verhuisde. In dit attest was ook opgenomen of het kerklid zich had gedragen conform de kerkleer).
  10. Van Sonsbeeck was als voormalig griffier van het stadsbestuur in Hulst bekend bij de gereformeerde kerkenraad
  11. Een pond Vlaams was de rekeneenheid voor zes gulden
  12. Een curate is een (assistent)priester in de Church of England
  13. Episcopal act book, guildhall Library, nr. 9549
Uw inschrijving kon niet worden opgeslagen. Probeer het opnieuw.
U bent met succes aangemeld voor onze nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief