De Juiste Toon

Onderzoek naar ouderdom en continuïteit van de Koninklijke Stedelijke Harmonie

4.   Het Franse Decor

4.1   De muzikale achtergrond

4.1.1 Het eerste burgerlijke harmonieorkest

Op 14 juli 1790 was het groot feest in Parijs. Precies een jaar eerder was de staatsgevangenis van Parijs, de Bastille, aan de revolutionairen overgegeven, wat een zeer tot de verbeelding sprekende gebeurtenis was om de eerste verjaardag van de Franse Revolutie luisterrijk te vieren.
Tevens kon hiermee symbolisch een periode van strijd en grote verdeeldheid worden afgesloten. Het grootste volksfeest ooit in de Franse hoofdstad moest de opmaat worden tot nationale eenheid en een rechtvaardige grondwet, die de macht van koning Lodewijk XVI aan banden zou leggen. Een ruimte, groot genoeg om minstens 300.000 man te kunnen bevatten, vond men in het enorme militaire exercitieveld, het Champ de Mars.

 

Afbeelding 13
(commons.wikimedia.org; Diliff)

Het Champ de Mars (het veld van Mars, de oorlogsgod) in Parijs, gezien vanaf de Eiffeltoren. In 1790 was dit grote park een enorm militair exercitieveld, dat buiten het centrum van de stad lag. Op 14 juli 1790 vond hier het eerste grote volksfeest van de Franse Revolutie plaats.

Het nieuwe revolutionaire regime was bepaald antireligieus, maar hield desondanks bij dit volksfeest  de traditie in ere van het ‘Te Deum Laudamus’ , de christelijke plechtige lofzang op gedenkdagen. De opdracht, die het grote festijn een stemmig karakter moest geven, viel te beurt aan François-Joseph Gossec, een indertijd talentvolle en gerespecteerde, maar nu zo goed als vergeten componist. In verschillende muziekstukken voor koor en orkest had Gossec al bewezen niet bang te zijn voor ongewone experimenten met een onconventionele orkestbezetting en dramatische effecten. Daarom durfde hij de uitdaging wel aan om deze hymne voor een uitvoering op een zeer groot terrein in de openlucht op muziek te zetten .

Afbeelding 14
(portret van François-Joseph Gossec , 1734-1829,  door Antoine Vestier, Musée de l’Opéra, Parijs)

De componist staat aan zijn muzieklessenaar. Onder het schuine schrijfblad steekt uit de lade de titelpagina van het ‘Te Deum’ , de lofzang voor het feest ter ere van de eerste verjaardag van de Franse Revolutie. De componist moest al zijn inventiviteit aanwenden om zang en muziek goed hoorbaar te maken voor een groot publiek op het uitgestrekte Champ de Mars in Parijs.

Met lef en inventiviteit zette hij zich aan het project, dat aan drie voorwaarden kende. Zowel muziek als zang moesten over een immens grote afstand goed te horen zijn, diende vervolgens de nationalistische insteek van het revolutionaire bewind uit te dragen en hoorde ten slotte ook nog het massapubliek te boeien. Gossec liet de strijkinstrumenten achterwege, want hun geluid droeg niet ver genoeg. Voor de benodigde decibels nam hij de militaire korpsen als voorbeeld met hun prominente rol voor het koper, de fluiten, de trommels. Bij het koor waren de mannenstemmen van de marcherende militairen zijn inspiratiebron. Hiertegenover plaatste hij de eveneens goed hoorbare, maar meer ingetogen klankkleur van klarinetten en hobo’s.

Afbeelding 15 (Bibliothèque Nationale de France)

Gedeelte van de introductie van het oorspronkelijke manuscript van het  Te Deum van Gossec in 1790. Uit de kolom links boven blijkt dat de componist koos voor instrumenten, waarvan het geluid vér reikte: petites flûtes (piccolo), hautbois (hobo), clarinettes, trompettes, cors (hoorn), bassons (fagot), serpent (baszink of slangenhoorn), timballes (pauk)

 

Blaasinstrumenten en mannenstemmen konden samen voor een flink geluidsvolume zorgen, als er tenminste genoeg blazers en zangers werden ingezet. Met 300 instrumentalisten en 1200 koorleden moest dit wel lukken.
Met de gelegenheidscompositie ‘Te Deum pour trois voix,  chœur d’homme et orchestre d’harmonie’ (Te Deum voor drie stemmen, mannenkoor en harmonieorkest) had Gossec de basis gelegd voor een nieuw fenomeen:
het burgerlijke harmonieorkest 1.

Afbeelding 16 (Charles Monnet, 1732-1810, La Fête de la Fédération, 1790, Bibliothèque Nationale de France)

Impressie van het grote volksfeest op het Champ de Mars in Parijs op 14 juli 1790

4.1.2.   Matige tot krachtige zuidenwind

Voordat François-Joseph Gossec  blazers- en slagwerkgroepen zonder strijkers in één harmonieorkest bijeenbracht werd er solistisch en in samenspel al veel langer geblazen en getromd. De aanzet tot blaasensembles komt uit de late Middeleeuwen, waar soldaten op het ritmisch roffelen der trommels marcheerden en exerceerden en op het slagveld schallende orders kregen door middel van  signaalhoorns en -trompetten. 

Afbeelding 17
(Rudolph von Ems, World Chronicle, Der Stricker, Charlemagne, vroeg 14e eeuw)


De dood van Roeland, uit het Roelandslied, het beroemde Middeleeuwse epos (ca. 1100) over hofridder Roeland uit het gevolg van Karel de Grote.
Na de nederlaag tegen de Saracenen (moslims) in Spanje in 778 wordt de achterhoede van het leger van Karel de Grote op de terugtocht aangevallen. Roeland sterft in het achterhoedegevecht een heldhaftige, maar onnodige dood, omdat hij te laat om hulp blaast op zijn ivoren ‘olifantshoorn’. Op dit kroniekminiatuuur geeft Roeland een Saraceen een fatale tik met zijn signaalhoorn, alvorens zelf heldhaftig te sneuvelen

 

 

Stadsbesturen hadden signaalblazers op hoorn en trompet in dienst als torenwachters en pijpers 2 voor het opluisteren van feesten en plechtigheden. Vooral bij evenementen in de openlucht maakte men graag gebruik van het vér reikende geluid van blaasinstrumenten. Het lag voor de hand dat stadspijpers en koperblazers van lieverlee gingen samenspelen.
Op militair gebied nam de behoefte aan opzwepende,  luidruchtige muziek enorm toe door de overgang van de relatief kleine ridderlegers naar de grotere huurlegers. De Turkse krijgsmacht, jarenlang een van de grootste vijanden van christelijk Europa, droeg ongewild bij aan het ontstaan van de blaasorkest. De Janitsaren, zoals zij toen genoemd werden, joegen Europese infanteristen aanvankelijk de stuipen op het lijf met hun angstaanjagend geschreeuw, ritmisch ondersteund door een arsenaal van uit de kluiten gewassen slaginstrumenten.

Afbeelding 18
Karikatuur van een Turkse trommelslager (lithografie van François Villain)

Eenmaal bekomen van de heilige schrik joeg het Westen de Turken bij het beleg van Wenen in 1683 op de vlucht en maakte daarbij inderhaast achtergelaten instrumenten buit, waaronder grote en kleine pauken, bekkens, de grote trom – nog steeds Turkse trom geheten – , schellenboom of Turkse halve maan, tamboerijn en triangel. Dit oosterse slagwerk werd gretig overgenomen en stimuleerde het ontstaan van militaire en hofkapellen in de vorm van een combinatie van blaas- en slagwerkinstrumenten. Als broodheer en mecenas stelden vorsten hun muziekmeesters in staat meervoudig bezette orkesten te vormen en te componeren.

De Franse Revolutie nam deze erfenis naadloos over en deed haar veroveringslegers vergezeld gaan van militaire harmoniekorpsen en op deze wijze verliep de verbreiding van het fenomeen harmonie naar het noorden even snel als de Franse opmars.
Als een krachtige zuidenwind bereikten de Fransen in oktober 1794 Staats-Vlaanderen en aan het einde van de oogstmaand stonden ze voor Hulst.

Afbeelding 19 (paulflorentin.wordpress.com)

Het defilé van de ‘Garde Imperiale de Dijon’ getuigt in Frankrijk van de nog steeds bestaande populariteit van militaire muziekkorpsen naar het voorbeeld van de Franse Revolutie en Napoleon. Vooraan worden de  Grote of Turkse trommen geslagen. In de derde zrij ien we (links midden op de foto) een drager van een ‘schellenboom’., met boven aan een draagstok een klokvormig ornament, waaraan schellen (belletjes in klokjesvorm) hangen. Onder een gouden bal bevindt zich een Turkse halve maan met eveneens schellen. Vaak hangen er aan weerszijden van de halve maan ook nog  paardenharen kwasten (hier niet het geval). De militaire muziekkapellen, verbonden aan de Janitsaren, de Turkse elitekorpsen, uit het Turkse (Osmaanse) Rijk, droegen de schellenboom op een draagstok mee.

4.1.3.    Een bezetter met rare feestjes

Al eeuwenlang was het huidige Zeeuws-Vlaamse gebied gewend aan de ene oorlog na de andere en de snelle inname van Hulst door de Fransen in 1794 was in dit patroon niets bijzonders. Dat gold ook voor de daarop volgende bezetting en economische exploitatie, maar het introduceren van verkiezingen en deelname aan het bestuur was een novum. In hun poging om de vele zegeningen door de bewoners in de veroverde gebieden te laten omarmen, kwamen de Fransen met hele serie nieuwe feest- en gedenkdagen, die de plaats innamen van de bestaande, vooral kerkelijke, ceremonieën.

In Hulst had het eerste feestgedruis nieuwe stijl krap drie weken na de overgave plaats. Het was wel even wennen, want op de uitnodiging stond niet 10 november 1794, maar 20 Brumaire An 3, de datum van de nieuwe Republikeinse kalender en op de Grote Markt moest er gedanst worden rond een eigenaardig symbool: de vrijheidsboom. Het echte feest was, zoals altijd, voorbehouden aan de notabelen. Bij deze gelegenheid boden zij de fuif aan de bezetter aan als een gebaar van goede wil met  meer dan genoeg fijne kost, een overvloed aan kannen goede wijn, een paar fusten bier en de nodige mandjes pijptabak. Jacobus de Pauw, organist en tevens violist van het muziekensemble in de rooms-katholieke schuurkerk, had zijn muzikanten opgetrommeld en zo werd het een leuk partijtje 3.

Afbeelding 20 (Atlas van Stolk)

Overal in de bezette gebieden, zoals op deze prent in Middelburg, werden ‘vrijheidsbomen’ geplant. Onder aan de ‘arbre de la liberté’ op de Markt is een een orkestbakje met muzikanten in de vorm van een klein scheepje te zien. Overal waren de stadsbewoners verplicht de talrijke oersaaie ceremonieën bij te wonen. Gelukkig werden de vele formele monologen afgewisseld met muziek van Franse harmoniekorpsen.

Om de haverklap mocht iedereen op bevel van hogerhand komen opdraven bij de nieuwe vaste nationale feestdagen en incidentele festiviteiten. Wat er ook gevierd werd, het stramien was steeds hetzelfde.
Eerst brandde in alle vroegte het geschut vanaf de wallen de mensen wakker, waarna het plechtige gebeier van de grote kerkklok over de stad galmde en de beiaardier met lichte vreugdetonen het carillon bespeelde. Uit ieder venster wapperde intussen vrolijk de Franse driekleur en liepen alle ingezetenen de hele feestdag op commando blij rond met kokardes en linten. De plechtigheid zelf had plaats in de kerk of op het marktplein bij de vrijheidsboom. Het meest taaie onderdeel was de proclamatie in het Frans, een langdradig en voor velen onverstaanbaar onderdeel.
Ten slotte gaf illuminatie van woningen en openbare gebouwen het stadje ‘s avonds een onwaarachtig feeëriek gezicht.

Afbeelding 21 (nl.123rf.com)

De ’tricolore’, de driekleurige rood-wit-blauwe Franse kokarde, het symbool bij uitstek van de Franse Revolutie. Het  roosvormig insigne  van aan elkaar geknoopte strikken werd vastgespeld op de kleding of op de hoed. Voor de inwoners van de door de Fransen bezette gebieden was het dragen van de kokarde op officiële feestdragen verplichte kost 

Op deze wijze werd in Hulst ieder jaar opnieuw de Franse republiek gesticht, de Bastille overgegeven aan de revolutionairen, Lodewijk XVI onthoofd en rond de vrijheidsboom gedanst ter ere van de opperheerschappij van het volk. Met Napoleon  kwamen daar nog de overwinningen van zijn ‘grande armée’, zijn staatsgreep, zijn verjaardagsfeestje, zijn verkiezing tot Eerste Consul, zijn Keizerskroning en de talloze keizerlijke decreten bij.
De veelvuldig opgetrommelde Hulstenaren doorstonden de ceremonieën onverholen nonchalant en plichtmatig. Het meest slaapverwekkend waren de eentonige ‘decade’-vieringen4,  die alle zon- en heiligendagen van de Gregoriaanse jaartelling vervingen.  
Tot de gortdroge ingrediënten behoorden de vaste formuleringen van nieuwe wetten en decreten, afgewisseld met pompeuze toespraken, moralistische praatjes en als het zo te pas kwam, het sluiten van een burgerlijk huwelijk. Al had men een gloeiende hekel aan die oersaaie vertoningen, één element maakte een positieve en onuitwisbare indruk: de muzikale omlijsting door militaire blaaskapellen, die iedereen vertrouwd maakte met het repertoire en de instrumenten.
Deze muzikale kennismaking zou de eerste inspiratiebron worden om in Hulst zelf een harmonieorkest op te richten.

  1. Mainz, Valerie, Days of Glory? Imaging military recruitment and the French Revolution. War, culture and society, 1750-1850, Leeds 2016; Buch, E. Beethovens Ninth, a political history, Chicago and Londen 1999; Boyd, Malcolm (ed.), Music and the French Revolution, Cambridge 1992.
  2. lett. ‘buisblazer’, iemand die een fluit bespeelt
  3. Jacobus de Pauw zou de eerste dirigent van de Harmonie van Hulst worden.
  4. De naam komt van de tiendaagse periode in de plaats van de week
Uw inschrijving kon niet worden opgeslagen. Probeer het opnieuw.
U bent met succes aangemeld voor onze nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief