Een Dubbele Poort als vluchtweg

Positie en rol van Hulst bij de opvang van Belgische vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog

5.3  Binnenkomst der ‘Benauweriks’

Op zaterdag 10 oktober was de precaire situatie in Hulst nog ernstiger en onoverzichtelijker geworden, doordat de uit Antwerpen ontkomen Belgische en (in veel mindere mate) Engelse militairen massaal de grens met Oost Zeeuws-Vlaanderen overschreden hadden. Deze categorie vluchtelingen kreeg absolute prioriteit ten koste van de hulpverlening aan de andere asielzoekers.
Nagenoeg de hele bezetting van de vesting Antwerpen was in de richting van de regio Hulst gevlucht. Soms door commandanten weggestuurd, veel meer aan hun lot overgelaten kwamen hele wapens en diensttakken, compleet door elkaar geraakt, aan. Naast het Antwerps garnizoen vluchtte tevens een deel van het Belgische veldleger met de volledige generale staf, paarden, transportwagens en automobielen de grens over. De hele mikmak, het aantal militairen wordt geschat op minstens 35.000, werd in eerste instantie geconcentreerd in Hulst.

Afbeelding 33 (digitaal.dezb.nl recordnr. 24159)

De foto is vlak na de hectische dagen van begin oktober 1914 genomen vanaf een van trappen van het bordes van het stadhuis op de Grote Markt met de lens in westelijke richting. Het rollend Belgisch militair materieel is netjes geparkeerd tegen een achtergrond van geïmproviseerde tenten. Nederlandse soldaten in het wat lichtergekleurde uniform (een van hen is gewapend) en Belgische in het donkerder uniform poseren kameraadschappelijk vóór het wagenpark. Links-midden houdt een Belgische soldaat zijn signaalhoorn tegen zijn dij. Aan het ambulancevoertuig met het cijfer 3 hangt de Belgische vlag.

Krachtens de verdragen van de Vredesconferentie van Den Haag van 18 oktober 1907 was Nederland als neutrale staat verplicht de militairen zo snel mogelijk te ontwapenen, het materieel en paarden in beslag te nemen en de manschappen zo ver mogelijk van het oorlogstoneel te interneren. De organisatie hiervan voor ongeveer 35.0000 man was  voor in verhouding kleine militaire contingent in Hulst bepaald geen sinecure. De enorm wanordelijke binnenkomst van duizenden manschappen tegelijk maakte een afdoende identificatie onmogelijk. Een zakboekje of identiteitsplaatje was al heel wat, maar velen konden of wilden zich niet legitimeren. Bij gebrek aan beter werden ook het bezit van kogels of schotwonden als ‘bewijs van ‘ militair zijn’ getoond. Om het nog moeilijker te maken bevonden zich onder hen als militair uitgedoste burgers en als burger aangeklede militairen.

Met een snelheid, die ten aanzien van de Belgische burgervluchtelingen nog niet vertoond was, besloot het kabinet op 10 oktober tot het oprichten van een aantal permanente  interneringsdepôts en gaf aan het vervoer van militairen de hoogste prioriteit 1

Afbeelding 34 (digitaal.dezb.nl recordnr. 24160)
Aan de voet van de stadhuistoren in Hulst ligt een slordige berg in beslag genomen schiettuig ‘onder zeil’. Tegen de muur rechts is een stapel geweren horizontaal opgetast. De fotograaf heeft het tafereel gekiekt vanaf het westen van de Grote Markt in de richting van de panden aan de oostkant.

Het uitvoeren van het kabinetsbesluit van 10 oktober werd op heel kenmerkende wijze op het bordje gelegd van de pas aangestelde ‘regeringscommissaris’ Ruys de Beerenbrouck. De opdracht, die hij meekreeg kon niet vager worden verwoord: stel de regering tot juist en snel handelen in staat. Vervolgens was deze specifieke portefeuille verre van duidelijk door het ontbreken van een duidelijke taakomschrijving en afbakening van zijn bevoegdheden ten opzichte van de andere organen ter zake. Het door hem snel op te lossen nijpende probleem van de in oost Zeeuws-Vlaanderen binnengekomen en in Hulst geconcentreerde Belgische militairen werd door vier factoren danig verergerd.
1. Het aantal militaire vluchtelingen werd vele malen overtroffen door de uitgeweken burgers.
2. Het overbrengen naar de interneringskampen kampen kon alleen maar plaatsvinden over de Schelde.
3. Er waren lang niet voldoende vaartuigen te krijgen.
4. Het navigatiesysteem voor de rivier (lichtbakens en betonning) was vanwege sluiting van de rivier voor schepen van oorlogvoerende landen uitgeschakeld.

Blijkbaar beschikte de regeringscommissaris over veel improvisatietalent, want hij wist deze logistieke puzzel organisatorisch perfect op te lossen. Op zondag en maandag (11 en 12 oktober) had het gros van de ‘benauweriks’ 2 de overkant van de rivier al bereikt. Naar de menselijke maat kon bij deze bliksemoperatie niet worden gekeken. Waar mogelijk geschiedde het vervoer per stoomtram en verder te voet naar Terneuzen of Breskens en per schip naar Vlissingen of Dordrecht voor verdere verspreiding over het land 3.

Afbeelding 35 (De Roodt, blz. 27)

Ontkomen aan en lichamelijk en geestelijk getekend door het helse vuur bij de beschieting van Antwerpen, gevlucht naar het nabije oost Zeeuws-Vlaanderen, overnacht in erbarmelijke omstandigheden in en rond Hulst, was de lijdensweg voor de Belgsiche krijgsgevangenen nog niet voorbij. Per tram of te voet werden zij  noordwaarts gedirigeerd om vandaar de Westerschelde over te steken. Op de foto staat een groep Belgische militairen aan wal in Vlissingen, wachtend op transport naar een interneringskamp. Van lijfsbehoud waren zij verzekerd, maar de omstandigheden onderweg naar de voorlopige kampen  en in deze depots zelf waren  allesbehalve florissant.

Enkele schepen, waarmee militairen over de rivier werden gezet, brachten dankzij het doortastende optreden van Ruys de Beerenbrouck een welkome retourlading voor Hulst mee aan dekens, kleding, voeding en de geneeskundige assistentie van enige Leidse semiartsen voor de twee overvolle kraamkamers in  het pensionaat van Baudeloo te Hulst. Opnieuw – we zagen het reeds eerder – had het transport van goederen en personen ten bate van de vluchtelingen deels plaats met auto’s uit het wagenpark van Hare Majesteit.
Met de overtocht van de militairen naar hun interneringskampen was maandagavond aan het ene urgente probleem een eind gekomen. Als gevolg hiervan echter was het andere, de onmetelijke massa aan ingekomen vluchtelingen, intussen verder aangegroeid.  Het aantal zou gedurende het weekeinde van 10 en 11 oktober zijn gestegen tot het onwaarschijnlijke getal van zo’n 100.000 personen. Met de moed der wanhoop werd gespeurd naar nog meer onderkomens voor de nacht. De burgemeester verordonneerde de herbergen en koffiehuizen ter stede – dat waren er toen heel wat -om hun gelagkamers open te stellen als nachtverblijf. Op het stationsemplacement dienden nu ook waggons van de spoorwegmaatschappij Mechelen-Terneuzen als onderkomen. Een aantal in de stad gelegerde soldaten stond bereidwillig zijn – overigens schamele – slaapplaats af in de ‘ruime hooggewelfde protestantse consistoriekamer’ en op de (toen nog houten) zoldering van het middenschip van de kerk 4.

Afbeelding 36
(foto tentoonstelling ‘Spoorloos’, oudheidkundige kring De Vier Ambachten, Hulst 2021)

Behalve het doorgaande  spoor langs het perron beschikte het stationsemplacement in Hulst ook over een paar opstelsporen, bestemd voor het in- en uitladen van goederenwagons en het (nachtelijk) opstellen van treinstellen. In oktober 1914 konden op deze sporen wagons worden geplaatst voor de opvang van vluchtelingen. Het was in meerdere opzichten verre van comfortabel, maar gold in het beruchte weekeinde van 11 en 12 oktober 1914 als een uiterste poging  om onderdak te bieden.

Het aangrijpende relaas van de pastoor van Nieuw-Namen geeft een inkijkje in de mensonterende omstandigheden, waarin de Belgen moesten overnachten. De pastoor had zijn hele kerk van boven tot onder open gesteld als nachtleger, maar hij durfde zijn godshuis bijna niet meer te betreden.
Dag en nacht was het eene onafgebroken doortocht van duizende en duizende menschen met pakken en zakken en kleine kinderen op den rug, elkander naauw opvolgende wagens en rijtuigen met oude menschen, zieken, vrouwen, kinderen duizenden te voet uitgeput van vermoeijenis of op fietsen, die doortrokken naar Hulst Graauw Lamswaarde Hontenisse etc. of wel niet verder meer konden gaan van uitputting en hier maar tegen den grond bleven liggen.
Alle huizen, zolders, schuren, afdaken, bergplaatsen waren opgepropt. Zij die geen onderdak konden vinden zochten eene schuilplaats tegen de huizen of graanmijten etc. Op de groote hofsteden van v. Duijse Ferket etc. lagen bij ieder volgens schatting 700 a 800 menschen geborgen. ‘S nachts sliepen er 1000 in de kerk met kruiwagens, fietsen honden etc. etc. en als ik s nachts naar de kerk ging om te waken was de lucht er zoo verpestend dat ik niet langer dan vijf minuten er in kon blijven. Mijne pastorie lag ook helemaal van onder tot op de vliering vol van allerlei vreemdelingen, priesters, religieusen, rijken en armen en ook in de schuur zaten drie huisgezinnen
(…) Die toestand heeft hier meer dan eene week geduurd en verbeterde eenigszins doordien de overtollige massa verder Zeeland introk, al hoewel toch alhier nog duizenden bleven, want ik heb hier in mijne pastorie gedurende twee maanden plusminus veertig personen gehuisvest[ note]Lucier-Praet, blz. 106-107[/note].

Ondanks de uiterste inspanningen kon niet worden voorkomen, dat zeer velen de eerste nachten onder de blote hemel lagen. In de hele stad waren de trottoirs opgevuld met ongelukkigen, aan wie enkel wat stro op de stenen ondergrond geboden kon worden als nachtleger 5. Het koude maar droge en vorstvrije weer werkte daarbij wel een beetje mee. Na het verdwijnen van de Belgische militairen naar de interneringskampen begon het transport van burgervluchtelingen naar elders in Nederland op gang te komen. Weldra reden er per dag vier speciale treinen van de maatschappij ‘Mechelen-Terneuzen’ naar Terneuzen en stoomde de tram ‘Hulst-Walsoorden’ richting Westerschelde voor de overzet naar Vlake. De voorkeur van de centrale overheid ging begrijpelijk nog steeds uit naar een terugkeer naar België. Om dit te stimuleren kregen de thuisvaarders voor hun terugreis gratis vervoerbewijzen voor de trein. Dit gebeurde overigens pas, nadat regeringscommissaris hiervoor bij het kabinet aan de bel  had getrokken.

Terwijl de abnormale toestand nog steeds voortduurde, kwam het Hulster steuncomité op 16 oktober bijeen om de voorgaande dagen te evalueren. De vergadering besloot drie subcomités 6 toe te voegen, voor ziekenverpleging, voor kraamvrouwen en voor kinderen. De capaciteit van de opvang werd uitgebreid naar een der bolwerken,  waarin een ziekenbarrak werd geplaatst en twee grote tenten geplaatst. De burgemeesters van Hulst, Axel, Sas van Gent en Bergen op Zoom hadden namelijk een telegram ontvangen, dat op rijksrekening eenvoudige tenten konden worden opgericht. De gaarkeuken, die tot dan toe zijn werk in de stalling van George Vogelvanger had gedaan, werd naar een van deze tenten overgebracht. Er kwam ook nog een houten loods te staan voor de opslag van voeding en voor gebruik als kinderspeelzaal 7.

 

Afbeelding 37 (digitaal.dezb.nl recordnr. 24161; foto oktober 1914)

De gemeente en het steuncomité kregen veel logistieke ondersteuning van het 3e regiment infanterie, dat in Hulst gelegerd was. De intendance, verantwoordelijk voor de administratie van de verzorging van het regiment, had hiervoor kantoren ingericht bij onder meer particulieren. Hier zijn een sergeant-majoor en een sergeant-fourier aan het werk in hun ‘huiskamerbureau’ in een – niet meer bestaand  – pand  in de Lange Bellingstraat (nu huisnr. 12).

  1. Bij het interneren van naar Nederland gevluchte militairen van oorlogvoerende landen werden de nationaliteiten in de kampen strikt gescheiden: Bergen bij Alkmaar (Duitsers), Groningen (Engelsen), Gaasterland, Harderwijk, Amersfoort, Zeist, Zwolle, Nunspeet en Oldebroek ( Belgen), Urk (herinternering gevluchte officieren),  Wierickerschans (Engelse officieren).
  2. Indertijd een populaire benaming voor de militairen, die aan de 'Slag bij Antwerpen' in 1914 waren ontkomen.
  3. Bosboom, blz. 340
  4. Boer, in tijdschrift: Buiten, 15-02-1919, p. 81.
  5. Oosterman, blz. 48
  6. subcomité ziekenverpleging: G. Leignes Bakhoven, E. Lockefeer, L. de Boer.
    Subcomité kraamvrouwen: B. van Blaricum, Mevr. Poppe-Magnee, Mevr. Verschraeghen, Honoré Verwilghen, mevr. d’Haens- Vervoert. Subcomité kinderen: W. d’Haens, Mej. J. Verschraeghen, Mej. Liza de Wolf.
  7. Snoeck, blz. 423; Inventarislijst van Aug. Poppe van 8 december 1914
Uw inschrijving kon niet worden opgeslagen. Probeer het opnieuw.
U bent met succes aangemeld voor onze nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief