Een Dubbele Poort als vluchtweg

Positie en rol van Hulst bij de opvang van Belgische vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog

Een dubbele poort als vluchtweg

3.5. Nolens Volens: het Rijk tegen wil en dank

Met het verstrijken van augustus kon de Nederlandse regering zich met goed fatsoen niet meer afzijdig houden. Door het aanzwellende aantal vluchtelingen was een humanitaire ramp nabij, de lokale overheden konden het financieel en organisatorisch niet meer bolwerken en het groeiende aantal Belgen was een sta-in-de-weg voor het militaire apparaat in de drie zuidelijke provincies.
De snelle succesvolle Duitse opmars in België baarde het Nederlandse opperbevel grote zorgen en generaal C.J. Snijders oefende onafgebroken pressie op de regering uit voor een totale ontruiming van vluchtelingen in Limburg, Noord-Brabant en Zeeland.
Verder was het overduidelijk dat de beschamend lage overheidsbijdrage voor onbemiddelde vluchtelingen in Limburg, inmiddels zo’n zesduizend personen, volstrekt onvoldoende was en overigens niet alleen daar. De hulpverlening op gemeentelijk niveau werd in de hele zuidelijke grensstreek steeds problematischer. Onder de uitgewekenen bevonden zich behoorlijk wat ongewenste elementen, verdachten van roof en diefstal en deze lieden van bedenkelijk allooi mengden zich onder de fatsoenlijken en zorgden voor een aantasting van de openbare zeden. Zij konden dus maar beter worden opgeborgen. Naarmate de Duitsers in België oprukten en hun daarmee gepaard gaande wreedheden via de vluchtelingen hier steeds indringender bekend werden, groeide bij de overheid de angst voor toenemende anti-Duitse stemmingmakerij. 
In Het Hulsterblad van 22 augustus lezen we daarover Aan de bevolking van Hulst. De strikte neutraliteit, die door Nederland gehandhaafd wordt, eischt dat betuigingen van sympathie met en antipathie tegen een der oorlogvoerende landen worden vermeden. Ik wensch andermaal de burgerij met nadruk hierop de wijzen De burgemeester Frs van Waesberghe.
Het diplomatisch geformuleerde oorlogvoerende landen betekende natuurlijk Duitsland en de Limburgse Commissaris van de Koningin Ruys de Beerenbrouck was op dit punt duidelijker Zonder dat nog gesproken kan worden van opruiing, ontstaat door de verhalen van de gevluchten eene anti-Duitsche stemming onder de bevolking en zou eene verbittering gewekt kunnen worden, welke gevaarlijk werkt (…) 1. De aanblik van al die ontredderde vluchtelingen verergerde de toch al anti-Duitse houding van de Nederlandse bevolking en het kabinet vreesde, dat de geringste aanleiding (met name) Duitsland ertoe zou kunnen brengen ons land aan te vallen. Het Militair Gezag, primair voor alles verantwoordelijk, moest van rellen en opruiing niets hebben. Het wilde daarom het liefst helemaal geen vluchtelingen in de drie zuidelijke provincies.
Door al deze omstandigheden gedwongen kwam het kabinet eind augustus met twee structurele maatregelen, die de opvang van de vluchtelingen blijvend hebben beïnvloed.

1.
Op 25 augustus ontving Hulst een circulaire betreffende de inrichting van een interneringskamp voor Belgische militairen in de legerplaats Oldebroek in Gelderland en dat het IIIe gesticht van de Rijksinrichting Veenhuizen – de bekende locatie straf- en opvoedingskampen in Drenthe – in de loop van september voor ongewenste burgervluchtelingen in gebruik zou worden genomen 2.

Afbeelding 15 (Atlas Van Stolk, museum Het Schielandshuis, Rotterdam. Lithografie uit 1827 van Boëns naar H.V. Geelen).
Zicht op het zgn. derde gesticht in de buurschap Veenhuizen in Drenthe, waar de ‘Maatschappij van Weldadigheid’ de lastigen onder de armlastige Nederlanders (bedelaars, landlopers, vondelingen, wezen) onder dwang wilde heropvoeden tot zelfstandige boeren. In 1914 fungeerde dit oude (nu niet meer bestaande) gebouw als ‘rijkswerkinrichting’, voor mannen, die veroordeeld waren voor overtredingen. Deze locatie werd in augustus 1914 aangewezen als interneringskamp voor specifieke Belgische vluchtelingen, die men een gevaar achtte voor de openbare orde en zeden. Tegelijkertijd werd in het Gelderse Oldebroek een barakkenkamp gebouwd om Belgische militairen te interneren. Het niet-vrijwillige, sobere en strenge karakter van deze eerste kampen stond model voor alle ‘opvangskampen’ van regeringswege.

Hierbij was de aanbeveling opgenomen om weigeraars onder de vluchtelingen met uitzetting te dreigen. Ofschoon nog zeer voorlopig tekende zich hiermee de toekomstige beleidslijn af om armlastige en dus lastige vluchtelingen onder te brengen in aparte regeringskampen. De  bemiddelde uitgewekenen  daarentegen werd geen strobreed in de weg gelegd. De Dubbele Poort als vluchtweg doemde op.

2.
Voor de organisatie van de kampen en de uitwendige veiligheid van ons land kwam de overheid met een tweede maatregel Toen in de volgende dagen de Duitsche vloedgolf geleidelijk meer drenkelingen en wrakstukken over onze grens begon te werpen, waaronder zich tot krijgsdaden bekwame elementen bevonden, werd het noodig ten einde te voorkoomen dat van uit ons land handelingen zouden worden ondernomen, in strijd met onze onzijdigheid, het militair gezag, met voorbijgang van het burgerlijk gezag, bevoegdheden te verleenen, die het in staat zouden stellen, waar noodig, op staanden voet doeltreffende maatregelen te nemen 3. Kortweg betekende dit voor Hulst en alle andere grensgemeenten in de drie zuidelijke provincies vanaf 29 augustus de ‘staat van beleg’.
Was met de staat van oorlog het civiele bestuur al eerder grotendeels door de militaire autoriteiten overgenomen, nu had het plaatselijk bestuur niets meer te vertellen en mocht alleen uitvoeren ‘in naam van’. Als voorbeeld hiervan een proclamatie van burgemeester Van Waesberghe:
Door het militair gezag in de in staat van beleg verklaarde gemeenten is bepaald dat brieven, briefkaarten niet anders mogen worden geschreven dan in de Nederlandsche, Fransche, Duitsche en Engelsche taal. Dat geheimschrift verboden is dat geen brieven enz. worden verzonden waarop niet duidelijk geschreven is de naam van de afzender.
Het effect voor zowel de ingezetenen als de vluchtelingen hier was groot.
– De uitvoer van goederen en het inslaan van grote voorraden was aan banden       gelegd of zelfs verboden.
– Vee weiden langs de grens mocht niet meer.
– Alle paarden moesten worden geregistreerd in verband met mogelijke 
   confiscatie.
– De militaire commandant kon winkelsluiting gelasten, overgaan tot
  rantsoenering en het verblijf ontzeggen in gebieden, die vielen onder de ‘staat van beleg’.

De 8e september werd de staat van beleg uitgebreid tot heel Zeeuwsch-Vlaanderen, het grootste deel van Noord-Brabant en Limburg. Op dat moment was Hulst inmiddels overspoeld met de eerste grote golf van vooral onbemiddelde vluchtelingen. Meldden zich tussen 20 augustus en 1 september gemiddeld nog achttien personen per dag, op 4 september stonden er plotseling 240 op de stoep, de dagen erna gevolgd door nog veel meer bange ontheemden. Het binnendruppelen was voorbij.

Afbeelding 16 (nimh-beeldbank.defensie.nl, objectnr. 2155_015550, collectie Fotoafdrukken Koninklijke Landmacht).

Geïnterneerde Belgische militairen achter een dubbele prikkeldraadversperring in het interneringskamp op het terrein van de legerplaats Oldebroek in Gelderland. Het was een van de permanente inrichtingen als vervanging van de provisorische internering van uitgeweken militairen van de oorlogvoerende landen, veelal Belgen, in de eerste weken van de oorlog. Het kamp kwam in januari 1915 in gebruik. Van september 1914 tot januari 1915 was Oldebroek in gebruik voor de opvang van burgervluchtelingen uit België, met name voor de armsten, onder wie zich niet de meest beschaafde elementen bevonden.

  1. Van den Heuvel-Strasser, blz. 187
  2. Snoeck Nenkemans, blz. 420-436.
  3. Bosboom, blz. 302
Uw inschrijving kon niet worden opgeslagen. Probeer het opnieuw.
U bent met succes aangemeld voor onze nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief