Een Dubbele Poort als vluchtweg

Positie en rol van Hulst bij de opvang van Belgische vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog

2. INLEIDING: ACHTERGRONDEN VAN DE IMMENSE VLUCHTELINGENSTROOM

2.5   Nie mehr ‘Alter Fritz’

Volkomen overdonderd door de snelle opeenvolging van de internationale gebeurtenissen in juli, de bruuske aanval van het Duitse Rijk op hun neutraal verklaarde staat en de onjuiste veronderstelling, dat de forten van Luik stand zouden houden, was de Belgische bevolking rijp voor een van de grootste uittochten uit de historie. De Duitsers gaven op niet mis te verstane wijze zelf het laatste zetje.

Afbeelding 8 (Bundesarchiv Koblenz, Bild 183-R11105).
Midden op de foto staat de Duitse keizer , gehuld in in een cape met grote bontkraag. De twee officieren met sabel zijn generaal August von Mackensen (rechts) en links van hem overste Hans von Seeckt. Alle militairen dragen de karakteristieke ‘Pickelhaube’, de Pruisische punthelm. Dit in 1842 ingevoerde hoofddeksel was zijn tijd al voorbij. Het gesperste leer van de helm en de metalen punt gaf enige bescherming in sabelgevechten, maar was anno 1914 volkomen ongeschikt om granaatscherven af te weren. De reflectie van de punt werkte bij zonnig weer zelfs als prominent richtpunt voor vijandelijk vuur. De pickelhaube werd in de loop van de oorlog vervangen door de ‘stahlhelm’. Het puntige gezelschap bevindt zich in april 1915 ergens aan het oostfront voor een gebouw met het opschrift ‘Kaiserlich Deutsche Feldpostexpedition des Oberkommandos der 11. Armee’.

Het Hulsterblad berichtte over de eerste oorlogsdag: Bij Hervé moet vreselijk gevochten zijn (…) De dorpen Visé en Argentau stonden toen in brand. De bevolking was merendeels gevlucht(. . . )Personen, die tot Mouland en Visé wisten door te dringen doen romantische [sic!] verhalen over vernielingen, ruïnes en lijkenlucht. Over den afloop der gevechten verkeert men nog in onzekerheid. De Duitschers hebben echter schrikkelijk huis gehouden in de Maasdorpen. Brand en vernieling kenteekenen hun doortocht. Het was genoeg om de inwoners van de streek Hervé in de eerste uren oorlog in paniek de Nederlandse grens over te jagen. Zij waren de eersten van een maandenlang aanzwellende stroom refugiés. Volgens de Belgische krant ‘Le XXe Siècle’ van zaterdag 8 augustus verging het de Luikenaren op de derde oorlogsdag niet anders: Donderdagochtend waren de Duitsers met hun bombardement begonnen, overal paniek zaaiend. Mensen vluchtten en schreeuwden elkaar toe dekking te zoeken. Anderen raadden de bewoners aan de kelders in te vluchten. Binnen enkele uren zag de stad er verlaten uit (…) Huizen en monumenten vatten vlam. Het vuur verspreidde zich. De bevolking begreep dat zij koste wat het kost moest vluchten en begon aan haar exodus. Mensen nauwelijks gekleed en met hun schoenen of laarzen in de hand, renden naar het station. Rijken en armen verlieten hun huis of hun eenvoudig verblijf en haastten zich naar het station, waar treinen op hen stonden te wachten.
Terwijl de krant bij wijze van spreken nog gedrukt werd, was Luik al bezet en vervolgde de Duitse legermacht, de forten ter vernietiging overgevend aan de ‘zware artillerie-jongens’ van Krupp en Skoda, zijn weg dwars door het kernland in een omtrekkende beweging naar Noord-Frankrijk. Overvolle treinen met verdwaasden vertrokken westwaarts en de belevenissen en verhalen van de ontredderde vluchtelingen werden met iedere kilometer erger en voedden de paniek. Nederlands Limburg raakte overspoeld met duizenden uitgewekenen. Ook de regio  Antwerpen ontving zijn eerste vluchtelingen, zij het nog in mindere mate.

Afbeelding 9 (flickr.com, nr. 8388036962).
Drie licht bewapende cavaleristen van het 20e Ulanen-regiment op patrouille in een Frans stadje. Ulanen (Turks ‘oğlan’ = jonge man) waren zelfstandige onderdelen binnen het Duitse leger, belast met verkennende taken vóór de oprukkende hoofdmacht en met het uitvoeren van bliksemacties van allerlei aard. Vanaf het begin van de inval in België joegen zij de bevolking de doodschrik aan met hun ongekende wreedheden. Zij waren in uitmonstering gemakkelijk te onderscheiden van de reguliere militairen door de zogenaamde ’tschapka’, een helm naar Pruisisch model met een vierkant deksel erboven.

Het Hulsterblad drukte gretig het relaas van de vluchtelingen over de onbeschrijflijke snelheid van de Duitse opmars, gepaard aan een beestachtig optreden tegenover de burgerbevolking: regelrechte moordpartijen, fusillades en brandstichtingen waren dagelijkse kost. Een treurige hoofdrol in de bestialisering van de oorlog was weggelegd voor een speciale afdeling van de cavalerie, die zich van de gebruikelijke pickelhauben onderscheidde door de tschapka, een helm met een soort aambeeld’ erop: De blinde terreur tijdens en na de inname van steden en dorpen werd meestal ingeleid door een gedeelte van de Duitse voorhoede, de gevreesde Ulanen, ruiters uitgerust met sabels en lansen, die ver voor de hoofdmacht opereerden en bijzonder wreed optraden.

In Nederland begon de afschuwelijke werkelijkheid nu ook door te dringen en groeide de warme sympathie voor de Belgische verdediger even hard als de antipathie voor de aanvaller: Steeds afschuwelijker weerzinwekkender is de wijze waarop het arme heldhaftige België wordt bestreden. Niet genoeg dat de rijen zijner strijders elken dag worden gedund, ook zijne burgerlijke bevolking wordt allengs uitgemoord met alle ten dienste staande middelen. Dorpen zijn platgebrand, burgers en priesters gefusilleerd, verwoestingen door bomaanslagen aangericht en nog altijd is de maat niet vol. Dit vergrijp aan de rechten der menschheid is zonder precedent in de geschiedenis 1.
Het duurde niet lang of de strijd tegen Duitsland werd gezien als het redden van de beschaafde wereld. Het meer gemoedelijke ‘alter Fritz’ maakte plaats voor de scheldwoorden mof, boche en hun, al naargelang het taalgebied. De Engelse admiraal Louis Alexander Von Battenberg noemde zich voortaan Mountbatten.

  1. Volgens Schuursma-Dittrich meenden de Duitsers vanaf het begin van de inval in België, dat zij beschoten en in de val gelokt werden door in uniformen gestoken burgers, de zogenaamde ‘vrijschutters’ of ‘franctireurs’. Op al deze echte en vooral vermeende provocaties werd furieus gereageerd met extreme represailles, die de burgerbevolking de stuipen op het lijf joegen. De precieze redenen voor deze angst bij de Duitsers zijn nog steeds niet afdoende opgehelderd.
Uw inschrijving kon niet worden opgeslagen. Probeer het opnieuw.
U bent met succes aangemeld voor onze nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief