Het Helse Hemelvuur

De kerkbranden in Hulst als gevolg van blikseminslag (1101-1876)

2.   Kapel op de kreekrug

Het schrijven van een betrouwbaar betoog over het Nederlands-Belgisch grondgebied in de vroege Middeleeuwen is voor historici een delicate aangelegenheid. Bronnen zijn schaars, spreken elkaar tegen, zijn eenzijdig, partijdig of van veel later datum. Een heel voorzichtige interpretatie van wat mogelijk heeft plaatsgevonden is in dat geval het hoogst haalbare.

Afbeelding 11 (moorinfopfad.de, deel van de ‘Esterwege Dose’ in Noord-Duitsland)
Een impressie van een veenlandschap met op de achtergrond begroeiing op een hoger gelegen gedeelte. Ten tijde van de komst van Wilibrord in 690 naar ‘de lage landen’ was Zeeuws-Vlaanderen een zompig veen- en krekengebied, waar in het zuiden – uit opgewaaid zand – ontstane hoogten bovenuit staken (kreekrug of dekzandrug). Van bewoning was hoegenaamd geen sprake en was bijna alleen geconcentreerd op de smalle kreekruggen. Toch wil de hardnekkige overlevering, dat Willibrord in dit drassige niemandsland op de locatie waar later Hulst zou ontstaan,  een kapel zou hebben gesticht.

Curieus genoeg is er binnen deze onduidelijke context minieme informatie bewaard over de – misschien – oudste kerkbrand in Hulst. Het vuur zou gewoed hebben in een oorspronkelijk door Willibrord opgerichte en aan de apostel Petrus gewijde kapel. Volgens onder missionarissen goed gebruik zou het godshuisje opgetrokken zijn uit  brokstukken van de gehate en daarom stukgeslagen heidense afgodsbeelden.

Afbeelding 12 (Roep, T; Loerakker, C. Van nul tot nu, dl. 1)
Het verkondigen van Gods woord onder de heidenen, laat staan het vernielen van hun heiligdommen, was voor missionarissen bepaald niet zonder risico.

Met een aantal mede-missionarissen was de nog jonge monnik na een relatief korte zeiltocht vanuit Ierland in 690 aan land gegaan in, zoals hij zelf schreef, “Francia”, het Frankische Rijk. De precieze landingsplaats is niet meer vast te stellen, maar de traditionele katholieke heiligenbeschrijvingen hunkerden zozeer naar de succesvolle bekering van de heidense Friezen, dat ze Willibrord lieten ontschepen ter hoogte van het latere Katwijk en linea recta doorstuurden naar het vorstelijk verblijf van hun koning Radbod.
Het ligt echter meer voor de hand dat Willibrord zijn missiegebied begon in het tegenwoordige Vlaanderen, Zeeland en Noord-Brabant, met mogelijk Antwerpen als operationele basis. Ook in deze regionen waren nog genoeg zieltjes te winnen, want met het vertrek van de Romeinen eind derde eeuw was het christendom in deze uithoek van het Romeinse Rijk nagenoeg niet doorgedrongen. Het is  puur giswerk, maar uit het oogpunt van kerstening past de bouw van een godshuisje op de locatie van Hulst wel.

Afbeelding 13 (arecaballo.es)
Met name de rooms-katholieke kerk heeft de Vikingen of Noormannen eenzijdig de geschiedenis ingeschreven als rovers, brandstichters en moordenaars. Hiermee geheel in overeenstemming is deze geschilderde interpretatie van de plundering van het Engelse klooster Lindisfarne in 793.

De oorspronkelijke kapel was waarschijnlijk geen lang leven beschoren. Geheel in lijn met hun kwalijke reputatie van meedogenloze rovers van vooral kerkelijke kostbaarheden, plunderden en ruïneerden de Vikingen op hun systematische rooftochten in de 9e eeuw bijna een halve eeuw Vlaanderen uit. Antwerpen werd in 836 platgebrand, Gent in 851 verwoest en nogmaals in 879. ,ook de St. Pieterskapel in Hulst. Al ontbreekt betrouwbare informatie van de strooptochten van de  Scandinavische roversbenden, gelegenheid voor een ‘uitstapje’ naar Hulst hadden zij genoeg 1. De kapel is blijkbaar na korte tijd heropgebouwd, want hij wordt nog regelmatig genoemd in combinatie met de naam van de stad Hulst, die vanaf de 9e eeuw in de schriftelijke berichtgeving voorkomt.

Afbeelding 14
(rijksmuseum.nl, nr. RP-P-1907-2098, tekening naar een origineel van Joannes Peeters, uitgegeven door Gasper Bouttats te Antwerpen)

Op deze kopergravure uit 1674, ‘Gezicht op Hulst’, moet de Pieterskapel gesitueerd zijn geweest tussen het grote gebouw links van het midden en de kerk van het Recollectenklooster links daarvan (locatie: het huidige ’s Gravenhofplein). Hoewel er weinig samenhangende en te verifiëren gegevens zijn, wordt de kapel in verschillende perioden in meerdere archiefbronnen genoemd.

Mogelijk onderging de kapel in 1071 een omvangrijke restauratie. De toenmalige graaf van Vlaanderen, Robrecht I, had zich bepaald niet geliefd gemaakt onder zijns gelijken, omdat hij zijn graafschap onrechtmatig en met geweld had bemachtigd en er verder ook niet vies van was zich door inbeslagname van andermans bezittingen te verrijken. Zijn verstandhouding met de paus was danig verziekt, omdat hij graag zelf hoge geestelijken benoemde en geregeld hun veelal waardevolle nalatenschap inpikte. In die tijd kon een hooglopende ruzie met het hoofd van de rooms-katholieke kerk heel nadelig uitpakken voor een hoge adellijke bestuurder, als de paus de banvloek 2 uitsprak. Het was daarom van belang tijdig met een zoenoffer te komen. Om te tonen, dat hij echt berouw had zou Robrecht in Vlaanderen liefst dertig grotere en kleinere godshuizen gebouwd of gerestaureerd hebben, alle gewijd aan de eerste paus, Petrus, waaronder ook de kapel in Hulst: (…) dat deselve Capel (…) van Robrecht, geseyt de Vries, Graef van Vlaenderen, in den jare 1071 wederom is herstelt geworden3. Volgens de Axelse kapelaan en kroniekschrijver Jacop de Hont (ca. 1487- ca. 1529) was het deze versie van het godsgebouw, die door de bliksem getroffen werd: Int jaer elfhondert ende een zo was de capelle op de passagie te Hulst verbrant van den blixeme ende die huusen die daer omtrent stonden. Het herstel kwam snel, zo vervolgt hij: (…) binnen drie jaren daer na zo was voer de capelle een nieu kerke gemaeckt bij consente van den busscop van Utrecht 4. Jacop de Hont heeft het hier over een kerk, maar het nieuwe gebouw was eveneens een kapel, zo blijkt uit een akte uit 1108 5.

Afbeelding 15 (rijksmuseum.nl, gravure van Cornelis visscher, 1650)


Portret van Robrecht I de Fries, graaf van Vlaanderen van 1071 – 1093. Hij is mogelijk de bouwheer van de vernieuwde, door de Noormannen verwoeste Petruskapel in Hulst. Slechts één veel latere bron beweert dat de bliksem in 1101 in de door hem gerestaureerde kapel insloeg.

  1. Gramaye, J-B. blz. 29; Lansberghe, J. van blz. 44; Rau, R. (ed.), Quellen 22, Annales Fuldenses (836); Paaps, T. blz. 58-59. nr  13.
  2. Een banvloek of excommunicatie betekende een totale verwijdering uit de kerkgemeenschap.   Afgezien van het religieuze aspect, betekende dit voor iemand met veel macht, dat niemand meer naar de geëxcommuniceerde hoefde te luisteren.
  3. Sanderus, A. blz. 141 e.v.
  4. Lansberghe, J. van, blz. 44.
  5. Hont, J de, blz. 51, enkele van de door hem gebruikte bronnen zijn bekend, maar geen ervan is een primaire bron; Miraeus,  blz. 958, Burchardus Episcopus Ultrajectensis donat Ecclesiae S. Salvatoris ibidem jus Patronatûs decimas terrae Wasianae in Flandria anno 1108 = Bisschop Burchard van Utrecht geeft het patronaatsrecht over de tienden (kerkbelasting) van het gebied van Waasland in Vlaanderen in 1108 aan de kerk van San Salvator aldaar (d.w.z. in Utrecht(…)   Ego ergo Burchardus (…) Episcopus contuli Ecclesiae ad S. Salvatoris  (…) Ecclesias de Bockholt, & Ecclesiam de Havesche, et Ecclesiam de Axele, & capellam de  Hulst (…) = dus heb ik, bisschop  Burchard, aan de kerk van San Salvator geschonken de kerken van Boekhoute, Assenede en de kerk van van Axel en de  kapel van Hulst. Hoe lang de kapel in Hulst heeft bestaan, of het gebouw in dat geval nog een religieuze of andere functie heeft gehad en wat de precieze locatie was, kan historisch en archeologisch (nog) niet worden vastgesteld.
Uw inschrijving kon niet worden opgeslagen. Probeer het opnieuw.
U bent met succes aangemeld voor onze nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief