Het Helse Hemelvuur

De kerkbranden in Hulst als gevolg van blikseminslag (1101-1876)

4.   Een hele eeuw een halve kerk

4.2   Met de illusie van een kathedraal

Direct na de brand in januari 1469 kregen twee zaken absolute voorrang.
Allereerst het koor.
Omdat het snel duidelijk was, dat over langere tijd alleen het hoogkoor geschikt zou zijn voor de kerkdiensten, werd mettertijd aan het interieur en exterieur van deze liturgieruimte veel geld besteed. Het tempo van de werkzaamheden lag echter niet hoog. Symptomatisch voor het geldgebrek en de trage gang van zaken was bijvoorbeeld het feit, dat pas zes jaar na de brand het eerste vensterglas geplaatst werd. Dit was dan nog alleen mogelijk, omdat een particulier het gefinancierd had. Zo ging dit proces venster na vensterdoor en tien jaar na de brand was men hiermee nog niet rond.

Figuur 3 (dbnl.org)
Schematische plattegrond van de huidige Willibrorduskerk. Na de brand van 1469 werden over langere tijd langs de kooromgang (het rechtse deel van het schema) elf kapellen gebouwd, vier rechthoekige langs ieder van beide flanken en drie straalkapellen achter de koorsluiting.


Met dezelfde traagheid verliep  de constructie van de uiteindelijk elf kapellen rond de kooromgang. Uit de geringe gegevens kunnen we opmaken, dat er door hun ruïneuze staat eerder sprake was van nieuwbouw. dan van herstel. Na de voltooiing beschikte het koor over het het gangbare schema van de kapellenkrans van de Brabantse Gotiek 1.
Het in fasen aangeschafte meubilair in de koorkerk was behalve functioneel ook fraai, want er was niet op een paar centen gekeken: een ruim oksaal voor het zangkoor, een preecstoel en ghestoelte (zitbanken) en na verloop van tijd zelfs een groot dorghel voor den coer (een orgel voor het koor), dat op het oksaal een plaats kreeg 2.
Vanwege zijn belangrijke signaalfunctie was de snelle wederopbouw van de toren de tweede prioriteit. Drie plaatselijke timmerlieden, Pieter Bruunbaert, Coppen Bruunbaert en Willem Claeyszone plaatsten een lange eikenhouten makeleere van den wendelsteen, d.w.z. een zware verticale balk, waaromheen de wenteltrap werd opgebouwd en met behulp van 85 brackoenen (kepers) de houten constructie van de torenspits rondom werd aangebracht.

Afbeelding 48 (hervormd-ermelo.nl; www.kapel.org)
In de N.H. kerk van Ermelo (linkse) kijken we binnen in de opbouw van de toren naar de ‘ kepers’  (horizontale balken) aan de basis van de torenspits. Zij zijn waaiervormig aangebracht, rondom een verticale balk, de ‘makelaar’ (aan de linkerkant, maar hier buiten beeld). De keperbalken zijn aan het uiteinde rechts door acht horizontale balken verbonden, waaraan de acht dakschilden van de torenspits verticaal zijn bevestigd. De afbeelding rechts toont het inwendige bovenkant van de spits van de Oud-Katholieke kerk van Egmond aan Zee. De verticale makelaar (lopend van rechts boven naar het midden van de foto) eindigt in de nok,. Rondom zijn de balken te zien, waarop de dakschilden zijn vastgezet.


Bij Hendric Pauwels uit Mechelen werd ‘klokspijs’ (
een metaalmengsel in de juiste verhouding) besteld voor vier luiklokken, een uurklok en drie schellen of appellen (klokjes).
Meesterklokkengieter Hendric Waghenare en zijn vakgenoot Augustin Quisthout kwamen in de zomer van 1469 uit Mechelen naar Hulst om op het kerkhof naast de kerk de klokken te gieten.
In de lente van 1470, ruim een jaar na de brand, was de derde torenspits met alle toebehoren klaar. Vanwege de constructie van een makelaar zal de vorm van de derde spits veel weg hebben gehad van haar voorgangers. Ze werd bekroond door het groete hiserne cruse (het grote ijzeren kruis), waarboven den hane en daar nog een cleynen cruskin (een klein kruisje) bovenop. Alle drie werden zij vervaardigd door meestersmid Cornelis Willemszone uit Hulst. Voor het orloy (uurwerk) in het clochuus (klokhuis) was diep in de buidel getast, getuige de vergulde pointe van de huere (uurpunten van de wijzerplaat) 3.

Met de restauratie- en nieuwbouwwerkzaamheden van de rest van de kerk schoot het, zoals al eerder vermeld, niet op. Ongetwijfeld was het uitgebrande schip in de tijd vóór de brand al te krap geworden voor de groeiende katholieke gemeenschap. De voorkeur voor een vergroting van het hele gebouw in de stijl, die aansloot bij het vernieuwde koor, was uit praktisch oogpunt logisch, maar om budgettaire redenen niet haalbaar.

Afbeelding 49
Een kaart met een getrouwe weergave van de kerktoren tussen 1470 en 1562 is niet voorhanden. Jacob van Deventer (ca 1525-1575) verrichtte tussen 1548 en 1575  karteringswerk van een groot aantal steden, waaronder Hulst. Omdat de bewaarde kaarten niet gedateerd zijn kan de afgebeelde toren de derde spits zijn (1470-1562), de vierde (1568-1596), of het afgebeelde kerkgebouw is een stereotiepe weergave, alleen bedoeld als herkenningspunt.

Als architect voor de herbouw van schip en dwarsschepen was Herman de Waghemakere, de opvolger van Evert Spoorwater (de bouwmeester van het nieuwe koorgedeelte) een begrijpelijke keuze. Men deed er alles aan om hem voor de opdracht binnen te halen. Zijn vervoer te paard heen en terug kwam voor rekening van de kerk. De architect in spe mocht vijf dagen lang logeren in de deftigste taveerne ter stede, herberg De Zwane in de Steenstraat recht tegenover de kerk. Hij kreeg gratis eten en drinken en dagelijks zakgeld voor de duur van zijn verblijf. Ten overvloede werd hem boven op zijn gewone salaris nog een bonus in het vooruitzicht gesteld, als hij het werk aannam. 

Afbeelding 50 (schaapsturm.nl)
Op deze, vlak na de restauratie van 1998-1999 genomen, foto zijn de twee rijen van vijf pilaren, die de arcaden (boog tussen twee pilaren) dragen, duidelijk in beeld. Pas achttien jaar na de brand plaatste men in 1487 alle tien de kolommen. Omhoog werken vanuit deze pilaren gebeurde met tussenpozen, maar de bogen, het muurwerk, de vensters en het dak waren tot aan het moment van de brand in 1562 in ieder geval niet over de volle lengte van het schip voltooid.


Al deze stroopsmeerderij had succes en zo begon onder supervisie van Meester Herman van Antwerpen, meester-wercman van deser kerke, die twerc van der kerken ordineert op 14 mei 1481 –inmiddels elf jaar na de brand – het werk aan de fundering van het nieuwe schip 4. Het grote aantal bestellingen en leveringen van bakstenen, kalk, voorbewerkte profielen voor de ogiviën (kruisbogen) en orduun (arduin) zijn in het archief nog steeds de papieren getuigen van de intentie van een (voor)spoedige nieuwbouw, maar het werk schoot voor geen meter op. In 1487, zes jaar later alweer, kwam meester Herman naar Hulst, om adviis te ghevene, hoe dat men de fondamenten legghen soude van de pylaren, maar nadat de tien pilaren in het middenschip waren opgericht, gebeurde er een tijdlang niets meer 5.
In 1512, na nog eens dertig jaar, moest de loodgieter zes van de tien pilaren aan de bovenzijde met lood afdekken tegen het vocht. Ruim de helft van de pilaren was dus nog niet door middel van spitsbogen met elkaar verbonden, waardoor het muurwerk boven de bogen ontbrak en het middenschip – zonder muren – sinds de brand van 1469 nog steeds grotendeels of zelfs helemaal ‘dakloos’ was. Hoewel de herbouw van de toren, de restauratie en inrichting van het interieur van de koorkerk, de opbouw van een volledig nieuw schip en transepten samen al te veel kostten, was er zo weinig realiteitszin, dat vanaf 1484 ook nog veel geld werd gestoken in een kostbare pronkfaçade voor de  westgevel. Aan dit door Herman de Waghemakere ontworpen luxe vooraanzicht van de kerk is achtereenvolgens door Mathijs en Laureis Keldermans met forse onderbrekingen jarenlang gewerkt. Het gevolg was, dat van dit prestigeobject alleen het voorportaal gereed kwam en dat de voor het toenemende aantal gelovigen veel noodzakelijker opbouw van het schip bleef steken 6.
Eerst in maart 1530, eenenzestig jaar na de brand, slaagde men erin onder leiding van de nieuwe meester van den wercke, Willem van Sassen, upwaert te wercken an den buuc van der kercke en in 1533 volgde de laatste betaling aan deze meester voor het volmaken van de ghevele der kerkcke 7. Het lijkt erop dat de herbouw van de zijbeuken en de transepten wel naar behoren gevorderd waren. In 1512 voltooide scaliedecker (leidekker) Wouter Wouterse het scaillen dack (leisten dak) van de zijbeuken 8. Met het middenschip is het tot aan de brand van 1562 niet meer goed gekomen, het had op 6 juni 1562 in ieder geval geen compleet, maar mogelijk helemaal geen dak. Enigszins gechargeerd kan men stellen: er was bijna een hele eeuw slechts een halve kerk voor de kerkdiensten.

  1. leveringhe vanden zes capellen = oplevering (kerkrekening 1529/1530); kerkrekening 1564 (ná de tweede brand in 1562): uptemmeren van elf kapellen; dit wijst op een restauratie, geen nieuwbouw, de elf kapellen waren er dus al; cf. Peeters, C. blz. 34.
  2. GAH, 368-418 (1409-1695), kerkrekeningen tussen 1468 en 1529; Adriaanse, J. II, blz. 66, 70, 73, 74, 90; Peeters, C. blz. 34.
  3. GAH, 368-418 (1409-1695), kerkrekening 1468-1469, fol. 18vo. GAH, 368-418 (1409-1695), kerkrekening 1469-1470; - GAH, 368-418 (1409-1695), stadsrekening 1470-1471; - Adriaanse, J. I, blz. 73, 74; II, blz. 67;Dierick- van Pottelberghe, C. blz. 62, 99, 103.
  4. Item betaelt Pieter van Duerloo, sdaeghs na sinte Pancreas, als men de voorkerke fondeerde, GAH, kerkrekening 1480-1481; Adriaanse, J. II, blz. 71,72).
  5. GAH, 368-418 (1409-1695), kerkrekeningen tussen 1474 en 1478; GAH, 368-418 (1409-1695), kerkrekening 1487-1488.
  6. In 1491 lagen de voor het westportaal bestemde scorresteen en hecsteen nog onverwrocht (niet verwerkt) in de opslagplaats. Deze hoofdingang zou pas klaar zijn in 1528. De pronkgevel bleef in de opbouwfase steken. Voortdurend bleken de achtereenvolgende aannemers niet (tijdig) te worden uitbetaald, waarop ze het bijltje erbij neergooiden. Ten slotte werd de inclompete en inmiddels ruïneuze pronkgevel, na zo’n 350 jaar onaangeroerd te zijn gebleven, in 1841 op wat sporen na helemaal verwijderd (kerkrekening 1486/1487 en Adriaanse ,J. II, 75).
  7. GAH, 368-418 (1409-1695), kerkrekening 1512-1513; Adriaanse, J. II, blz.84, 91; GAH, 368-418 (1409-1695), kerkrekening 1529-1530; 1533-1534.
  8. Adriaanse, J. II, blz. 84.
Uw inschrijving kon niet worden opgeslagen. Probeer het opnieuw.
U bent met succes aangemeld voor onze nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief