Het Helse Hemelvuur

De kerkbranden in Hulst als gevolg van blikseminslag (1101-1876)

5.   Door tempeest van donder ende blixem

5.2   Bijna gehele in assche 1.

In de lente van 1663 bereikte de temperatuur regelmatig zomerse waarden en het jaar leek weerkundig iets heel moois te worden. Maar de zomer had meer weg van de herfst en er viel langdurig zoveel regen, dat West-Europa overstroomde. Ook in het najaar kwam het niet meer goed. Oktober en november waren een aaneenschakeling van stormen, een onstuimig komen en gaan van gevaarlijke noordwesters 2. In de vroege ochtend van dinsdag 20 november trok een kort maar zeer fel noodweer over Hulst. Meerdere op post staande schildwachten zagen de bliksem hoog in de kerktoren inslaan en zij sloegen conform de brandverordening alarm.
Een van hen waarschuwde zijn meerdere, een tweede rende ‘brand’roepend de stad rond en een derde wachtpost haastte zich naar het stadhuis om de brandklok te kleppen. In tegenstelling tot de twee eerdere kerkbranden zijn er nu enige ooggetuigen bekend gebleven. De wachtpost in het Orangerie-Bolwerck verklaarde tegenover het stadsbestuur, dat hij rond half vier had gesien en gehoort 2 sware Blixem en Donderslagen, daer van de laetste seer schetterde. Met den Donder gevolght is een vierige materie, welcke onder tegens aen het kruys van den Tooren van de Parochiekerkcke aldaer is aengedreven, welcke door het stuyten een geluyt of slag gegeven heeft, weynig minder dan een musquet, welcke gelost wert 3. Volgens hem vlogen na een half quartier uurs de vonken al uit de toren.
Het inslagpunt, tussen de peer en de weerhaan aan het uiterste einde van de spits, kon niet hoger. Aan de houten en dus brandbare peer was meteen een kleyne vuyr-spranckel (vonkje) te zien, die op die hoogte onmogelijk kon worden gedoofd 4Voor de gevolgen maakte de plaats van inslag niet uit, de hele toren was immers onbereikbaar voor het bluswerk. De extraordinairen wint, waarmee het noodweer gepaard ging, werkte als een super blaasbalg, die het vuur in de toren snel naar beneden deed uitbreiden. Toen steeds meer brandende stukken van de toren door de kerkdaken heenvielen – we zagen het al twee keer eerder – werd de torenbrand een kerkbrand, die een immense vonkenregen over de stad joeg. In de notulen van de spoedvergaderingen van het stadsbestuur met de dekens van de gilden, de notabelen der stad en het Hulster-Ambacht kort na de brand, alsook in de kerkrekeningen klinkt het resoluut en eenstemmig: de hele kerk werd een prooi van de vlammen 5.

Afbeelding 54 (bronlocatie onbekend)


In de grote brand van 20 november 1663, die het kerkgebouw opnieuw grondig verwoestte o
verleefde één luiklok op miraculeuze wijze het vuur. Zij  stuiterde af op het dwarsschip en viel scheef maar ongeschonden naast de kerk in het zand. Op de foto een overeenkomstig voorval betreffende de hervormde kerk in Noord-Scharwoude. Als gevolg van een blikseminslag tijdens een noodweer op 14 oktober 1934 brandde ook deze kerk volledig uit. De grote klok viel ongeschonden tussen het troosteloze puin naast het gebouw.


Naast de informatie uit de spoedvergaderingen van het stadsbestuur geven de kleinere en soms zeer grote bestellingen van bouwmaterialen en de uitbetalingen van loon voor restauratie en nieuwbouw een globaal, maar toch duidelijk beeld van de grote ravage aan interieur en exterieur. De torenbrand zelf duurde weer tot de brandstof op was bij de omloop van de achtkantige stenen opbouw. Voor de derde maal was de hele spits in de vlammen gebleven, het horologie (torenuurwerk), alle luiklokken en het veertiendelige kleine carillon in een gloeiend ineengesmolten klomp in het octogoon gevallen. Alleen de uurklok, die op het gewelf van het transept aan de noordkant afketste, kwam roodgloeiend van de hitte scheef
(uit zijn perpendiculair), maar wonderwel onbeschadigd op de grond terecht 6. Daar heeft hij nog lang gelegen alvorens opnieuw in gebruik te zijn gesteld.
De daken van koorkerk, beide cruyschooren (dwarsbeuken) en van alle kapellen waren volledig weggebrand, zodat ook het interieur door neergevallen puin en brandend hout één grote ravage was. Neergestorte balken van de houten dakstoel hadden een deel van de zitbanken in het middenschip gebroken, het orgel had schade opgelopen maar kon gerepareerd worden.

Afbeelding 55
(beeldbank.cultureelerfgoed.nl doc.nr. 36200)

Sinds 1645 was de kerk overgegaan in protestants bezit, maar het gebouw was veel te groot voor de relatief kleine geloofsgemeenschap. Nauwelijks eenderde van het schip, grenzend aan de viering, werd voor de eredienst gebruikt. In 1663 was deze ruimte met preekstoel en banken omsloten met een houten balustrade met toegangsdeuren, de zgn. ‘Thuyn’. Precies boven deze thuyn vatte de dakstoel vlam en werden banken en afscheiding beschadigd door vallend hout en door het gemanoeuvreer van twee brandspuiten in het middenschip. Het is de eerste keer, dat er melding gemaakt wordt van de inzet van brandspuiten.
De afbeelding geeft een indruk van een soortgelijke ‘tuin’ in het protestante deel van de kerk rond 1919.


Bij de brand in 1469 en 1562 waren ook het dak en de dakstoel van het middenschip volledig weggevaagd, maar dat gebeurde nu niet!
Het houten zadeldak en enkele draagbalken van de zoldering tegen de vieringtoren vatten wel vlam, maar het vuur kon hier, zij het met de nodige schade, gestuit worden 7. Het dak van het middenschip was dan wel goeddeels gered, toch raakte het kerkmeubilair flink beschadigd. Dit lag echter nauwelijks aan de brand, maar was veeleer het gevolg van het inzetten van een novum bij de brandbestrijdingsmiddelen. De twee uit Sint Niklaas te hulp geschoten brandspuiten waren ingezet in het middenschip en moesten in de ‘Thuyn’ worden opgesteld om zo dicht mogelijk bij de brandhaard te komen. De manoeuvreerruimte voor de grote pompbakken, die op karren waren geplaatst om een groter bereik te krijgen was veel te klein, waardoor er kriskras overal tegen het meubilair was aangereden 8. In de hectiek van het blussen om het dak van de kerk te redden was de inboedel van ondergeschikt belang. Kerkdiensten waren in het middenschip voorlopig onmogelijk 9.

Afbeelding 56 (geheugen.delpher.nl)
(collectie Bodel Nijenhuis, Universiteitsbibliotheek, Leiden)
Vergroot detail uit een stadsgezicht op Hulst, 1645. In het midden de voormalige kerk van het Minderbroeders- of Recollettenklooster in de Schelphoek (nu ‘s-Gravenhofplein). Vanaf 1645 werd het gebouw een tijdlang gebruikt als arsenaal en magazijn. Na de brand in 1663 vond de gereformeerde gemeente in de ‘Houdt Magasin-Solder’ 
10 van de voormalige kloosterkerk een tijdelijk onderkomen voor de kerkdiensten 11.

De katholieke geloofsgemeenschap hoefde niet op zoek naar een vervangende ruimte, want de ‘paapsen’ waren al sinds de herovering van Hulst in 1645 uit het kerkgebouw verdreven en hielden hun kerkdiensten over de landsgrens in het naburige De Klinge, en in Hulst zelf, eerst clandestien en later in een door de overheid gedoogde schuurkerk.
Het door de kerkbrand veroorzaakte over de stad voortjagende vliegvuur zorgde ditmaal niet voor een stadsbrand, omdat veel meer daken met pannen gedekt waren. Uit voorzorg had men het kruitmagazijn met natte zeilen bedekt 12.

  1. citaat uit GAH, Resolutiën van de Magistraat van Hulst, 22-11-1663
  2. Buisman, J. dl. 4.
  3. GAH, inv. nr. 1, Resolutiën van de magistraat van Hulst 1646-1666, 222ro (20 november 1663).
  4. Volgens een notitie in de resolutiën van de stad Hulst van 20-11-1663 is de bliksem echter veel lager in de toren ingeslagen: (…) den blixem omtrent den ganc van den thoren van de kerkcke ingeslagen.
  5. teenemaale affgebrant; bijna gehele in assche; afbranden van den Thoorn ende Kercke, GAH, Resolutien van de Magistraat, vergaderingen van 20 en 22 november 1663); (…) brandt geschiet den 20. November 1663 ende waardoor meest alle de wercken sijn geruyneert, GAH, Kerkereekening weegens ’t afbranden van deselve Kerke Aº 1663, fol. 126vo.
  6. Bijlage VI op blz. 119-120.
  7. alleene overgebleven het dack ende solder van den buyck van de kercke waarinne alleene eenighe balcken een weynig syn afgebrant ende een goet gedeelte van het dack, Resolutiën der stadt Hulst, 20-11-1663.
  8. GAH, inv.nr. 437, Rekening betreffende opbouw en herstel van de door brand verwoeste parochiekerk; Kerkereekening van 1667 tot 1672 weegens ’t afbranden van deselve Kerke Aº 1663,   fol. 101ro, 103vo, 105vo, 108vo, 108ro, 109ro, 109vo, 110vo, 114ro.
  9. Nationaal Archief, A, 1.01.19, inv. nr. 621, Hulst aan Staten-Generaal (22 november 1663).; GAH, inv. nr. 437, Eerste jaarrekening De Vriese, 2ro. Inv. nr. 441 N, Estimatien (14 januari 1664); Groenveld, S. blz. 19.
  10. Van Lansberghe, blz. 56.
  11. Na de verovering van Hulst door Frederik Hendrik in 1645 waren alle katholieke gebouwen waaronder de Willibrorduskerk en  het Recollectenklooster door de protestanten in beslag genomen.
  12. GAH, inv.nr. 437, Kerkereekening van 1667 tot 1672 weegens ’t afbranden van deselve    Kerke Aº 1663, fol. 1ro.
Uw inschrijving kon niet worden opgeslagen. Probeer het opnieuw.
U bent met succes aangemeld voor onze nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief