Gallandat

De goede genius van Hulst

2. Het erfgoed van vader David Henry Gallandat (1732-1782)

2.1   De meerwaarde van de réfugiés

In het plaatsje Yvonand aan de zuidwestelijke oever van het meer van Neuchâtel in Zwitserland werd op 8 juni 1732 David Henry Gallandat gedoopt, zoon van Martin Gallandat, rechter bij de plaatselijke rechtbank en van Anne-Marguerite de Bruas. Bij zijn geboorte was zijn moeder al 51 jaar oud en David was dan ook haar laatste kind.

Afbeelding 1 (herkomst onbekend)

Een oud, klein en heel vaag kiekje van het geboortehuis van David Henry Gallandat in Yvonand, Zwitserland. De straat met de nog bestaande ouderlijke woning is naar hem Rue Dr. Gallandat genoemd.

Van jongs af toonde de knaap zich bijzonder scherpzinnig en leergierig en het trof in dat opzicht slecht, dat in 1738 aan het gezin met negen kinderen de vader ontviel 1. Opgroeiend in een groot huishouden zonder mannelijke kostwinner leek de kans op hoger onderwijs ver weg voor David, maar zijn moeder bood haar zoon een welkome oplossing door hem naar haar broer Jean Henry de Bruas, arts, chirurgijn 2 en verloskundige in Vlissingen te sturen. Per schip over de Rijn en vanaf Rotterdam met het beurtschip kwam de 12 jarige David op 20 mei 1744 bij zijn oom aan en werd liefdevol opgenomen in diens hechte sociale omgeving van nakomelingen van vooral Franse en Zwitserse refugié-families. Vervolgd om hun geloof, gevlucht voor politieke troebelen, of een combinatie van beide, waren deze immigranten blijvend in de Republiek neergestreken, aangelokt door het gunstige economische klimaat en de relatieve tolerantie. Met de inzet van hun intellect, talenten, vakmanschap, zakeninstinct en de nodige geldmiddelen stelden zij generaties lang hun bestaan zeker, klommen op tot de lokale bourgeoisie en drukten een belangrijk stempel op de cultuur. De vluchtelingenfamilies hadden onderling een hechte band en onderhielden, ondanks de vaak grote geografische afstand, een intensieve onderlinge communicatie.

Afbeelding 2 (Zeeuws Archief, Zeeuws Genootschap, Zelandia Illustrata, deel IV, nr 390) 

De in 1916 onthulde stenen gedenkplaat in het Zwitserse Yvonand op de gevel van het geboortehuis van David Henry Gallandat. De inwoners van dit Zwitserse stadje waren destijds nog duidelijk trots op hun in Vlissingen woonachtige en in West-Europa beroemde stadgenoot.

Ook de familie van Anne Marguerite en Jean Henry de Bruas, afkomstig uit Oost-Frankrijk, had destijds haastig de wijk moeten nemen en de leden waren ten slotte over West-Europa verspreid geraakt 3.
De jonge David had het voor zijn sociaal welbevinden en opleidings- en carrièremogelijkheden niet beter kunnen treffen in het frans-getinte milieu en hij ging dan ook meteen op in de Vlissingse ‘high society’ 4. Zo hield hij aan zijn reguliere kerkgang in de Waalse Kerk 5 een langdurige vriendschap over met de latere predikanten Daniel Theodore Huët en Jona Willem te Water. Bij het zeer welgestelde gezin van koopman in specerijen Jan Bekker en zijn echtgenote Johanna Boudrie was hij kind aan huis. Later zou hij nog een tijdlang corresponderen met hun zoon Laurens en hun dochter Elisabeth, de latere bekende schrijfster Betje Wolff-Bekker 6. Omdat de kinderen Bekker lessen aan de Franse School 7 volgden van het echtpaar Pierre Joly en Esther Ducrocq, kwam hij ook bij hen over de vloer. Bij de Joly’s was hij trouwens niet weg te slaan, niet vanwege het onderwijs, maar omdat er vier heel aantrekkelijke dochters van zijn leeftijd rondliepen 8.
Overigens stond de bekoring van het sociale leven de scholing van de jeugdige  Gallandat niet in de weg, integendeel! Zelf bezocht hij de Latijnse School 9 van rector Johannes Jacobus Wagenaar, die hem – vermoedelijk privé – het voor een academische studie essentiële Latijn bijbracht en hij kreeg naast het normale lesprogramma onderricht in het Nederlands, dat hij nog niet genoeg machtig was. David koos hierna opvallend genoeg niet voor de gebruikelijke voortzetting van een universitaire studie.
Oom Jean de Bruas, die het intellect en de ijver van zijn neef snel onderkende, had zijn leergierige neef al vanaf het begin de grondbeginselen van de geneeskunde en de chirurgie bijgebracht. David ging vooral op in het operatieve werk en het tempo, waarin hij zich theoretisch en praktisch ontwikkelde lag zo hoog, dat hij binnen enkele jaren al zelfstandig operaties uitvoerde. 

Afbeelding 3 (Zeeuws Archief, Handschriftenverzameling nr. 4528)

Op 6 december 1748 kreeg David Henry Gallandat, op grond van de leertijd bij zijn oom Jean Henry de Bruas, van de ‘overdeken’ en ‘dekens’ 10 van het chirurgijnsgilde van Vlissingen toestemming om zich verder in het ambacht te ontwikkelen als ‘gezel’. In onderstaande ‘Leerbrieff’ (certificaat) wordt zijn inzet nadrukkelijk geprezen. Er zouden later nog veel meer getuigschriften met nog uitbundiger lofspraken volgen.

Ook Vlissingen ontving een contingent van deze ongelukkigen, een uitgelezen kans voor de pas 15-jarige David, die onder het toeziend oog van zijn weldoener complexe ingrepen deed met een bedrevenheid, die een ervaren chirurg niet zou misstaan. Aan durf ontbrak het hem evenmin en waar helen niet meer hielp hanteerde de onverschrokken tiener mes en zaag om ledematen te amputeren. Na vier jaar individueel onderricht bij Jean de Bruas zat zijn tijd als leerjongen erop en ontving de heelmeester-in-spe een getuigschrift van het chirurgijnsgilde om zich verder te bekwamen in de konst als Chirurgijns-Gezel11.

Afbeelding 4 (Zeeuws Archief, Handschriftenverzameling nr.4527)

Het diploma waarmee David Henry Gallandat zijn ‘gezellen’-periode met goed gevolg afsloot, waardoor hij nu formeel ‘meester-chirurgijn’ was. De hier gebruikte formulering ‘Opper-Chirurgijn op een Coop Vardij Schip’ wijst erop dat er in Vlissingen een specifieke opleiding tot scheepsarts bestond. Deze vorm van specialisatie was niet ongebruikelijk in de grotere zeehavens voor koopvaardij en marine.

Gemiddeld duurde de leergang in de opleiding tot ‘meesterchirurgijn’ een jaar of acht, maar de schrandere Gallandat had aan tweeëneenhalf jaar genoeg en deed op 15 april 1751 met succes het afsluitend examen bij stadschirurgijn Sülhman. Op grond van zijn gymnasiale basis, zijn chirurgijnsdiploma en zijn uitzonderlijk talent lag een inschrijving aan een  toonaangevende universiteit voor de hand, maar in plaats van een glansrijke academische studie koos David juist de hachelijke, loodzware en relatief weinig gewaardeerde baan, waarvoor hij was opgeleid: scheepsarts.
Zijn eigen interesse voor de heelkunde, de bij zijn oom en anderen gevolgde studie, de voortdurende kennismaking met de medische kant van het zeemansleven in de havenstad Vlissingen, de zucht naar exotisch avontuur, het opdoen van kennis in den vreemde en het jeugdige elan van een 19-jarige kunnen allemaal beweegredenen voor zijn keuze zijn geweest. 

  1. Guisan, citaat in De Lint, blz. 652: qui se montra élève intelligent et particulièrement bien doué
  2. Het begrip chirurgijn was in de Middeleeuwen en de Vroegmoderne Tijd de benaming voor de beoefenaar van de uitwendige geneeskunde: het opereren van de zichtbare schade aan het lichaam. Dit medische beroep had een veel lagere status dan dat van de ‘medicinae doctor’, de academisch afgestudeerde arts, die als enige onder de medische beroepen bevoegd was voor de inwendige geneeskunde: het diagnosticeren, behandelen en genezen van zieken
  3. Hun vlucht houdt ongetwijfeld verband met het intrekken van het zgn. Edict van Nantes (1685), waardoor de Franse protestanten hun relatief grote godsdienstvrijheid en burgerrechten verloren en  zij weer officieel vervolgd konden worden
  4. Bruijn,I, blz. 130-138; Meertens, blz. 375-382
  5. Waalse Kerk is de benaming voor protestantse kerkgenootschappen in de Nederlandse Republiek, waarin Frans de voertaal was, specifiek gericht op uitgeweken vluchtelingen uit Wallonië en Frankrijk
  6. Verkroost, blz. 26
  7. Een vorm van middelbaar onderwijs van de 16e tot de tweede helft van de 19e eeuw voor jongens en in mindere mate ook voor meisjes uit de kapitaalkrachtige burgerij. Dit schooltype kende een meer praktijkgericht onderwijs en bereidde de (mannelijke) leerlingen voor op een loopbaan in het zakenleven. Veel Franse refugié-families leverden docenten aan de Franse scholen
  8. De families Huët, Boudrie, Joly en Ducrocq behoorden ook tot de refugiés. Twee generaties eerder waren de grootvaders als Franse of Waalse vluchtelingen naar de Republiek gekomen
  9. Een alleen voor jongens bestemde vorm van voortgezet onderwijs tot het midden van de 19e eeuw, vergelijkbaar met het tegenwoordige gymnasium, als voorbereiding op een academische studie. De naam van dit onderricht verwijst naar het vak Latijn, dat voor de universiteit onmisbaar was
  10. Het bestuur van een gilde wordt gevormd door de dekens, onder het toezicht van een door en uit het stadsbestuur aangewezen overdeken
  11. Een gezel heeft  in een gilde als leerjongen een basisopleiding afgerond en wordt nu verder in het ambacht onderricht om zelfstandig zijn beroep te mogen uitoefenen. De gezel is pas officieel een meester na het afleggen van een afsluitend examen (de ‘meesterproef’)
Uw inschrijving kon niet worden opgeslagen. Probeer het opnieuw.
U bent met succes aangemeld voor onze nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief