Gallandat

De goede genius van Hulst

3.   Arts in stad en platteland

3.4.2 Gerechtelijke schouwtonelen

Isaac Henry Gallandat was precies een maand in Hulst en Hulsterambacht werkzaam, toen hij op 29 september 1784 in zijn functie van geneesheer in dienst van Hulsterambacht samen met chirurgijn Pieter François Nolson werd opgeroepen om het stoffelijk overschot te schouwen van Jacobus van der Jeugd, die in de schorren was verdronken. Een maand later was het raak bij de lijkvinding van een onbekende man in buitendijks gebied en in februari 1785 bij de trieste vondst van de 12-jarige Dina van de Capel en haar 9-jarig broertje Cornelis, naar allen schijn, slechts weinige uuren te vooren, verdronken.
De frequentie van gevallen van verdrinking van vooral veldwerkers en jonge kinderen lag in die tijd erg hoog en dus moest Gallandat  geregeld te paard opdraven om als overheidsarts vast te stellen of er mogelijk sprake was van een verdacht overlijden. Bij verdrinking kon doorgaans worden volstaan met een uitwendig onderzoek van de overledene, zoals bijvoorbeeld het geval was bij zusje en broertje van de Capel: en hebben dezelve zonder wonden, kwetzuuren, of eenige andere uitwendige teekenen van gepleegd geweld bevonden 1.

Met een formele conclusie, dat er sprake was van een noodlottig ongeval en niet van een misdrijf zat de taak van de schouwarts er op. Ging het echter om een verdacht sterfgeval, dan kwam – net als nu – de overheid in actie, maar de bevoegdheden en procedure week op onderdelen af met nu, zoals blijkt uit een uitgebreid beschreven incident.
Op 5 november 1786 had Daniel Janssens, werkman uit het Waasland en inwonend bij Maria de Nijs, weduwe van Andries Schuurman in Kapellebrug, zich opsettelijk op een allerbeestagtigste wijze ten huyse en herberge van Judocus Geldhoff in Clinge laten vollopen 2. Ten slotte was hij zo onmenselijk bedrankt geraakt, dat hij op een kruiwagen buyten staat en als beroest geraakt Zijnde, van daar smoorvol was getransporteert van Clinge naar Kapellebrug. Zijn patrones, Catharina de Nijs, vertikte het haar straalbezopen werknemer binnen te laten, waarop de reis met hetzelfde vervoermiddel werd voortgezet naar de nabij gelegen hoeve van Pieter de Dauw, die de zuipschuit ter ontnuchtering in zijn varkenskot kieperde. De volgende morgen vond men de drinkebroer met het aangesigt voor over in het stro of mest ontslapen in plaats van uitgeslapen en dus werden Gallandat en Nolson opgetrommeld om het stoffelijk overschot te visiteren.
Hoewel het overmatig gebruyk van Drank de grote boosdoener leek, konden beide lijkschouwers de positive oorzaak van het overlijden niet door uitwendig onderzoek vaststellen en moest een capitaal schauwing en exact ondersoek uitsluitsel geven.
Anders dan nu was eind 18e eeuw een strafrechtelijk onderzoek een zaak voor de stedelijke en regionale overheid: de respectieve besturen waren tegelijk ook policie en justitie. Omdat de onfortuinlijke arbeider de geest had gegeven in het rechtsgebied van Hulsterambacht, vond de autopsie plaats in den Gerechtshuize van den Lande van Hulsterambacht, gevestigd in het ‘s Landshuis in de Steenstraat in Hulst.

Afbeelding 48 (Rijksdienst voor het cultureel erfgoed, beeldbank nr. 112820, foto G.J. Dukker, mei 1967).

Gekoelde sectieruimten in mortuaria met gespecialiseerde forensisch-pathologen waren eind 18e eeuw nog toekomstmuziek. Lijkopeningen vonden plaats in de gebouwen waar een plaatselijke overheid zetelde, zoals het ’s Landshuis in de Steenstraat in Hulst voor het Hulsterambacht. Een van de ruimten fungeerde als ‘schouwtoneel’, waarin de autopsie door chirurgijn en medicinae doctor werd bijgewoond door de baljuw als ‘officier van justitie’, een delegatie van de magistraat van Hulsterambacht in zijn hoedanigheid van rechterlijke instantie en de griffier, want het hele gebeuren werd in het kader van het strafrechtelijk onderzoek minutieus vastgelegd.

Volgens de toenmalige verdeling van de medische functies was chirurgijn Nolson belast met het openen van het lijk en diende medicinae doctor Gallandat de doodsoorzaak vast te stellen. Ten overstaan van twee schepenen namens het bevoegd gezag van Hulsterambacht, de baljuw als gerechtelijk ambtenaar en een griffier voor de verslaglegging, werden de borst- en buikholten van Daniel Janssens geopend. Ondanks de penetrante alcohollucht zagen de ingewanden – ook de lever! – er volkomen normaal (in statu naturali) uit, zodat de exacte doodsoorzaak niet kon worden vastgesteld. Gallandat hield het op een combinatie van het overmatig drankgebruik, de hotsende en botsende kruiwagenrit en de ongelukkige ligging in het varkenskot. Hoewel de burgemeester van Hulsterambacht – als waarnemend baljuw – nog een nader onderzoek instelde, was er geen overtuigend bewijs om ‘kruiwagenvoerder’ Pieter de Dauw strafrechtelijk te vervolgen.

Omdat Gallandat zowel in Hulst als in Hulsterambacht arts in overheidsdienst was, had hij zijn handen vol aan het vaststellen van doodsoorzaken bij verdachte gevallen, op de wijze zoals in het voorbeeld hierboven 3.

De tweede omvangrijke taak behorend bij zijn medische functies in stad en land was het visiteren van lichamelijk letsel als gevolg van geweld. Echtelijke en burenruzies, dronkenschap, schermutselingen tussen dieven en bestolenen, handgemeen tussen overheidsdienaren en overtreders zorgden voor genoeg verwondingen, waarbij de inspectie van de controlerend geneesheer een nuttige bijdrage kon leveren aan het gerechtelijk onderzoek van de baljuw. Regelmatig ook bleek de aard van het letsel bij nadere inspectie veel minder erg, dan bij de aangifte was aangegeven en was de arts onnodig uitgereden.
Als eind 1794 de Franse Revolutionaire legers een einde maken aan de Verenigde Republiek, eindigt de regelmatige en vaak uitvoerige verslaglegging van het werk van de medicinae doctores en chirurgijns in dienst van de magistraten van Hulst en Hulsterambacht. uit een enkel bronfragment blijkt, dat Gallandat in 1801 nog in een gelijkwaardige functie in dienst was van de plaatselijke overheid onder de naam van officier de santé.

Afbeelding 49 (GAH, burgerlijke stand, actes des décès, 22 Brumaire An X).

Uit bovenstaand gedeelte van een bij een overlijdensakte bijgevoegd rapport van de lijkschouwer was Francisca Petronella de Dijker, echtgenote van Johannes Rottier op 13 november 1801 in haar woning dood aangetroffen in de kelder (morte dans la cave). Gallandat werd in zijn functie van ‘officier de santé’ erbij gehaald om het stoffelijk overschot te schouwen. Aan de kneuzingen en schrammen op het voorhoofd en wangen en de ontwrichting van de nekwervels bleek al snel, dat hier geen sprake was van een misdrijf. De ongelukkige vrouw had kennelijk bij een val haar nek gebroken. Op grond van deze bron kan geconcludeerd worden, dat het ambt van ‘stadsdokter’ in een andere vorm in de Franse tijd gehandhaafd en dat Gallandat in deze functie was herbevestigd.

  1. Archief Hulster Ambacht, nr. 1158, lijkschouwingen 1734-1795.
  2. Dit citaat en de volgende citaten m.b.t. dit incident in GAH AHA nr. 41, 06-11-1786, 07-11-1786, 13-11-1786.
  3. . Met name uit Hulsterambacht zijn erg veel gedetailleerde verslagen van gerechtelijke secties in de bronnen overgebleven, GAH AHA nrs. 40-41.
Uw inschrijving kon niet worden opgeslagen. Probeer het opnieuw.
U bent met succes aangemeld voor onze nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief