Gallandat

De goede genius van Hulst

3.1   Kruiwagen Rauwertz

Gerrit Otto Rauwertz voelde zijn krachten als gevolg van zijn gevorderde leeftijd zozeer afnemen, dat zijn werk in Hulst als stadsdokter 1, dokter van de armen van de gereformeerde gemeente en van het burgerweeshuis hem te zwaar begon te vallen. Hij had ook nog zijn eigen privépraktijk als arts en bekleedde diverse openbare bestuursfuncties, waaronder het belangrijke ambt van baljuw 2.
Daarom besloot hij in de zomer van 1784 alvast een deel van zijn medische werkzaamheden te beëindigen en stelde het stadsbestuur hiervan schriftelijk op de hoogte. Het was destijds gebruikelijk, dat gepensioneerde geneesheren hun tractementen en emolumenten, d.w.z. hun salaris in medische overheidsdienst, behielden gedurende hun verdere leven en als zij eerder stierven dan hun echtgenoten, werd dit overheidsloon in de vorm van een lagere toelage aan hun echtgenoten doorbetaald 3. Opmerkelijk genoeg draaide niet de betreffende overheid, maar de opvolgende arts hier financieel voor op.

In dit verband betaalde Gerrit Rauwertz aan Anna Maria Coutry, de weduwe van zijn overleden voorganger Willem Tiberius Hattinga een jaarlijks ondersteuningsgeld van 50 pond Vlaams 4. Nu Gerrit Rauwertz minder inkomen zou krijgen, omdat hij (gedeeltelijk) wilde stoppen met zijn medische functies in overheidsdienst , was het zaak om zo snel mogelijk een opvolger te vinden, die bereid was om zijn ‘overheidspensioen’ veilig te stellen. Rauwertz kon met het bedrag, dat zijn opvolger bereid was aan hem te betalen, de uitkering aan de weduwe Hattinga bekostigen en het door zijn opvolger betaalde bedrag na haar overlijden zelf genieten. Overigens was het doorschuiven van deze financiële verplichting een ongeschreven wet en vond alleen plaats als de magistraat dit als voorwaarde in het arbeidscontract op wilde nemen. Het is dan ook begrijpelijk, dat Rauwertz in zijn ontslagbrief veel moeite deed het bedrag van de bedoelde tractementen en emolumenten te laten overgaan op zijn beoogde opvolger. In zijn inleiding weidde hij eerst uitvoerig uit over de lange tijd, waarin hij aan de weduwe Hattinga haar uitkering had betaald en vervolgde met een mengeling van stroop en eigengereidheid, dat hij sig durft vleijen in alle opsigte te hebben beantwoord aan het vertrouwen sijner committenten (= opdrachtgevers, d.i. het stadsbestuur) en aan de verplichting om de gemeente met den besten ijver en zêle te administreeren in alle tijden en omstandigheeden. Hij wilde niet wachten, zo schreef hij, tot het hem door gebreken, horende bij het klimmen der jaren, niet meer mogelijk zou zijn om zijn patiënten dag en nacht de vereiste hulp te bieden.
Na een actieve zoektocht naar een bekwaam en kundig Subject kon hij nu opgelucht meedelen, dat zijn inspanning was beloond met Isaac Henry Gallandat. Deze jonge stads Medicinae Doctor en vroedmeester te Vlissingen was bereid zijn functies over te nemen als stadsdokter, dokter van de armen van de protestantse gemeente en van het burgerweeshuis te Hulst. Nadrukkelijk vermeldde hij, dat het speurwerk hem de nodige tijd en overreding had gekost, maar het resultaat was dan ook het neusje van de zalm.

Afbeelding 30 (Gemeentearchief Hulst 16, 03-09-1784)

Gedeelte uit de omvangrijke ontslagbrief van geneesheer Hendrik Otto Rauwertz aan het stadsbestuur van Hulst, waarin hij tevens zijn opvolger Isaac Henry Gallandat introduceert als een eersteklas keuze: ‘Een Jongman waar van den Suppliant (de verzoeker = Rauwertz zelf) de allerloffelijkste Testimonia (getuigschriften), Zoo omtrent Zijne vroed- en Medicinale kunde als deszelfs Zedelijk charackter en bestaan bekoomen heeft (…)

Ongetwijfeld was Rauwerz’ intentie om een kundig medicus als opvolger bij het stadsbestuur aan te bevelen oprecht, maar de grote lof, die hij zichzelf en Gallandat in zijn schrijven toezwaaide, was toch vooral ingegeven om de toezegging te krijgen, dat ook hij – net als zijn voorganger Tiberius Hattinga – bij zijn terugtreden het salaris van zijn openbare medische functies tot aan zijn overlijden kon behouden. Voor Isaac Gallandat betekende dit, dat hij voor onbepaalde tijd gratis moest werken in de medische overheidsfuncties, die hij van Rauwertz overnam, maar desondanks ging hij direct en zonder bedenkingen akkoord. Zijn handtekening prijkte op hetzelfde document, als waarin Rauwertz zijn ontslag indiende. 
De borstklopperij van de scheidend arts had het gewenste effect, want de heren stadsbestuurders, die het schrijven op 3 september 1784 in behandeling namen, benoemden staande de vergadering de jonge arts en vroedmeester uit Vlissingen tot stadsdokter, dokter van de armen van de gereformeerde gemeente en van het burgerweeshuis te Hulst, onder het beding dat zijn voorganger tot aan zijn overlijden de inkomsten van deze functies zou genieten. Omdat Rauwertz tevens hoog had opgegeven van de kwaliteiten van Isaac Gallandat als hebbende hij Zig opzettelijk op de vroedkunde toegelegt en deeze Kunst met Lof in Vlissingen geoefend, volgde ook diens aanstelling tot ‘extraordinair’ stadsvroedmeester 5.

Afbeelding 31
(universiteitsbibliotkeek Amsterdam, ets van H. Thiriat)

Het eeuwenlange taboe op mannelijke verloskundigen aan het kraambed werd maar moeilijk doorbroken. Bij nevenstaande bevalling eind 17e eeuw moet de vroedmeester zijn weg onder een laken op de tast zien te vinden.  Ook ten tijde van vader en zoon Gallandat werden de meeste geboorten begeleid door vroedvrouwen. Artsen kwamen doorgaans alleen bij complicaties aan het kraambed, maar waren lang niet altijd voldoende onderlegd in de theoretische en praktische verloskunde. De magistraat van Hulst was daarom blij met de nieuwe professionele arts-vroedmeester, die zelf bevallingen kon begeleiden en vroedvrouwen examineren, voordat zij zelfstandig hun beroep mochten uitoefenen.

Gallandat’s keuze voor Hulst lijkt in eerste instantie curieus, omdat hij de opengevallen posten aannam, zonder daar voorlopig een salaris voor te ontvangen, maar vergeleken met Vlissingen was een carrière hier in beginsel voordeliger.
Immers, toen hij meteen na zijn promotie in Utrecht in augustus 1783 zijn loopbaan in Vlissingen begon, was er sinds het overlijden van zijn vader een jaar verstreken. In die tussentijd waren alle medische functies, die David Gallandat in dienst van de stad had bekleed, al verdeeld over de daar werkzame geneesheren. Omdat zij behoorlijk jaloers (zie par. 2.6) waren geweest op de positie en de accumulatie van inkomsten van hun eminente collega, was het uiterst twijfelachtig zoon Isaac binnen afzienbare tijd een of meer van deze betrekkingen in de wacht zou slepen, zo zij al vacant kwamen. In Vlissingen was zijn privépraktijk dus zijn enige bron van inkomsten en dat zou mogelijk nog voor langere tijd zo blijven. In Hulst waren de medische  stadsfuncties juist niet verdeeld over de in dienst zijnde artsen, maar waren zij alle verenigd in de persoon van Rauwertz, die daarnaast ook de medische ambten in dienst van de magistraat van Hulsterambacht in handen had 6.

Afbeelding 32 (foto auteur)

Een oude grenspaal in de Stoppeldijkpolder met de tekst ‘ulster ambt’ markeert nog steeds de oude grens tussen Hulsterambacht en Axelambacht. Ambacht is een vroegere benaming voor een ‘rechtsgebied’, een district met een overheid aan het hoofd. Het grondgebied van Hulsterambacht was ongeveer even groot als dat van de huidige gemeente Hulst. Isaac Gallandat zou in deze uitgestrekte regio in Oost Zeeuws-Vlaanderen op termijn de privé -patiënten en de medische functies in overheidsdienst , die Rauwertz nog had, in handen krijgen. Uit financieel oogpunt een uiterst lucratief vooruitzicht, maar geografisch gezien wel een groot werkgebied voor één arts.

Het was duidelijk, dat al deze baantjes aan Gallandat zouden toevallen, als Rauwertz bij het bestuur van Hulsterambacht zijn ontslag zou indienen. Op enig moment verder weg in de toekomst zou hij net als zijn voorganger nu deed, voor al deze functies aan de magistraat dezelfde ‘pensioenrechten’ kunnen vragen. Hoewel Hulst veel kleiner was dan Vlissingen, betekende de overstap naar Hulst niet automatisch veel minder patiënten in zijn privépraktijk, omdat hij ook andere cliënten, buiten die van zijn voorganger, kon aantrekken uit het grote achterland van Hulsterambacht, waarin doorgaans geen eigen arts gevestigd was. Ten overvloede kreeg de beginnend arts alles op een presenteerblaadje, want dankzij ‘kruiwagen Rauwertz’ was er geen sprake van een open sollicitatie met concurrentie. Ten slotte is het niet ondenkbaar, dat Rauwertz, die naast zijn medische functies het belangrijke ambt van baljuw vervulde, zijn invloed heeft uitgeoefend om de  verhuizing van zijn opvolger naar Hulst ook in politiek opzicht lucratiever te maken. Het is namelijk uitzonderlijk, dat Isaac Gallandat, van buiten de stad komend, binnen een jaar na zijn aankomst in het stadsbestuur van Hulst als schepen benoemd werd.

  1. Een arts (medicinae doctor), die in Hulst als ‘stadsdokter’ in dienst van de overheid was benoemd, had twee taken: 1. patholoog -anatoom ten dienste van het gerechtelijk onderzoek. Vaak werd de sectie op het lichaam gedaan door de chirurgijn en stelde de medicinae doctor na uitwendig en inwendig onderzoek de doodsoorzaak vast. 2. Examineren van te benoemen chirurgijns en vroedvrouwen of -meesters.
  2. De baljuw was de (goed) betaalde vertegenwoordiger van het hoogste gezag (voor Hulst, een door de Republiek veroverd gebied, was dit de Staten-Generaal), die met name belast was met de opsporing van criminelen en met het gerechtelijk onderzoek.
  3. Dit citaat en de andere citaten in deze paragraaf: GAH 16, 03-09-1784.
  4. Het pond Vlaams was een  rekeneenheid, geen fysieke munt; één pond Vlaams stond gelijk aan 6 (Hollandse) guldens. Een vroegere munteenheid proberen uit te drukken in de huidige waarde is een nagenoeg onmogelijke opgave, omdat het nauwkeurig bepalen van de koopkracht op een specifiek tijdstip op een bepaalde plaats feitelijk niet te achterhalen is. Rauwertz betaalde de weduwe Hattinga per jaar 25 pond voor zijn openbare functie als stadsarts en 25 pond Vlaams als arts voor Hulsterambacht. Dit was overigens aanzienlijk minder dan de inkomsten van Rauwertz uit zijn privépraktijk en uit zijn verschillende medische stadsfuncties en bestuursbaantjes.
  5. extra ordinair of extraordinaris betekent letterlijk buitengewoon, in de betekenis van boventallig en - vaak ook nog - onbezoldigd. Het kwam veelvuldig voor, dat een stadsbestuur gebruik wilde maken van een specialisme van een afgestudeerd arts, terwijl deze functie op dat moment door een ander werd vervuld. Men creëerde dan dezelfde, maar veelal onbetaalde, functie naast de bestaande. Op het moment, dat door vertrek of overlijden de ‘ordinaire’ (reeds bestaande en betaalde) functie vacant werd, was deze voor de ‘extraordinaire’ functionaris bestemd, mits dat bij de benoeming was vastgelegd.
  6. In Hulst waren als medicinae doctor naast Gerrit Rauwertz nog werkzaam Petrus van Enthoven,  Petrus Maertens en Norbertus van Waesberghe
Uw inschrijving kon niet worden opgeslagen. Probeer het opnieuw.
U bent met succes aangemeld voor onze nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief