Gallandat

De goede genius van Hulst

2. Het erfgoed van vader David Henry Gallandat (1732-1782)

2.2   ‘Viermaal’ is scheepsrecht

De chirurgijnskist, plunjebaal en proviand konden snel worden ingepakt, want er was vrijwel direct een koopvaardijschip beschikbaar, zodat David Henry Gallandat op 5 mei 1751 aan de gevaarlijkste acht jaren van zijn leven begon. Hij zou, zoals hij later schreef, als opperchirurgijn op diversche Coopvaardie Schepen vier voyages naer Africa en America 1 maken. Hoewel hij geen specifieke namen noemt van de schepen waarop en de handelsmaatschappij(en) waarvoor hij voer, verwijst zijn korte aantekening duidelijk naar de zogenaamde Driehoekshandel 2.

Afbeelding 5 (Encyclopaedia Britannica)

Schematische voorstelling van de buitengewoon lucratieve Driehoekshandel: in alledrie de continenten werd steeds een vette winst gemaakt.

Zolang men het grote assortiment aan calamiteiten, waaronder stormen, piraterij, besmettelijke ziekten, kaapvaart en muiterij, kon omzeilen, waren deze reizen uiterst winstgevend: eerst ging het naar de westkust van Afrika om Europese eindproducten te verruilen voor (met name) goedkope slaven, die op St. Eustatius 3 en elders duur verkocht werden. Met de opbrengst van deze mensenhandel kocht men in het Caribisch gebied – opnieuw relatief goedkoop – tropische producten in, die in de havens van de Republiek der Nederlanden voor veel geld van de hand gingen.

Als scheepsarts kon Gallandat zijn hartje ophalen aan de behandeling van talloze verwondingen als gevolg van het riskante, ruwe en ongezonde leven aan boord.
Na een ontgroeningsritueel kreeg hij enige matrozen te behandelen, die daarbij zowel gewond als dronken waren geraakt en hun scheepsarts loslippig inwijdden in een voorgenomen muiterij door een deel van de bemanning. Juist op tijd konden daarop de scheepsofficieren worden ingelicht.
Aan een naderende orkaan, die in het Caraïbisch gebied 72 schepen naar de kelder joeg, kon het schip ternauwernood ontsnappen. Het vaartuig bereikte tijdig de beschutte Coraal-baay aan het Deensch Eiland St. Jan 4.

Afbeelding 6 (pixels.com, foto Daniel Hedges, 2020).

Panorama van de beschutte Koraalbaai van St. John, een van de Maagdeneilanden in het Caraïbisch gebied. Op David Gallandat’s eerste reis wist de kapitein op tijd een veilig heenkomen te zoeken in deze inham. Tijdens de volgende drie reizen zouden de koopvaardijschepen, waarop Gallandat als scheepsarts meevoer, in nog meer en veel grotere problemen geraken. 

Na ongeveer veertien maanden was David Gallandat weer behouden in Vlissingen aangekomen en hij monsterde na enige tijd aan voor een tweede reis (1753-1755), die hem bijna zijn leven kostte. Aangekomen aan de Guineese kust van West-Afrika om slaven in te slaan, werd de bemanning zo goed als gedecimeerd door de ‘moeraskoorts’. Ook Gallandat ontsnapte niet aan de steekgrage muskieten, was dagenlang  buiten bewustzijn, maar kwam bij kennis op het moment dat de scheepstimmerman al aan de lijkkist voor zijn zielloze en uitgemergelde lichaam was begonnen. Deze aanraking met de dood zette hem ertoe aan de vele ‘vrije tijd’, waarover een scheepsarts tijdens de lange overtochten over de oceaan nu eenmaal beschikte, om zijn eigen belevenissen en alles wat zijn brede geneeskundige belangstelling had in een journaal op te tekenen. De uitgebreide beschrijvingen van symptomen en geneeswijzen van uitheemse ziekten van de zwarten in het Afrikaanse kustgebied en van de slaven aan boord zouden hem later nog goed van pas komen bij zijn artsenpraktijk en wetenschappelijke publicaties. 
De derde tocht (1755-1757)  naar Guinea en Suriname verliep verrassend rustig en gezond, maar dat werd ruimschoots ‘gecompenseerd’ door zijn vierde en laatste zeereis(1757-1758). Aanvankelijk verliep alles prima. De in Guinea gekochte lading slaven was in Suriname van de hand gedaan voor een retourlading suiker, katoen en koffie. Maar op de terugreis naar Europa visiteerden twee Engelse kaapvaarders het schip en brachten het op naar New-Foundland, waar de lading als smokkelwaar in beslag werd genomen. Elf dagen na het vertrek uit dit Roofnest 5 raakte het vaartuig verzeild in een driedaagse vliegende storm. Door hoog overslaande golven verdwenen eerst kompas, roer – inclusief de eerste stuurman – en sloepen naar de diepte, gevolgd door de met opzet overboord geduwde kanonnen om zinken te voorkomen. Voor dit doel werd ook de grote mast omgehakt, die echter in zijn ongelukkige val een gapend gat opende voor het zeewater. Het touwwerk van de voorste mast was inmiddels zo in de knoop geraakt, dat het schip begon te kapseizen, omdat de zeilen niet konden worden gereefd. De kapitein beval de matrozen de fokkemast in te klimmen, maar geen van hen durfde de klauterpartij aan, behalve Gallandat!  Daarop vloog de ene na de andere varensgast het want in, blijkbaar bang om zowel schip als scheepsarts te verliezen. Toen het noodweer plotseling ophield dreef het totaal onttakelde vaartuig curieus genoeg nog steeds en bereikte het buiten verwachting rond kerstmis 1758 Vlissingen. Voor David Gallandat was het nu definitief ‘viermaal’ is scheepsrecht’ 6.

Afbeelding 7 (rijksmuseum.nl, Willem van de Velde, De Windstoot, driemaster op een hoge golf – detail; collectienr. 6384)

Langs de deinende touwladder via het want naar een hoge ra klimmen om het zeil te reven (oprollen en vastzetten) gold voor een geoefend matroos als een routineklus. Hetzelfde werk verrichten tussen zwiepende tuigage en wapperend zeildoek in een vliegende storm, was ook voor ervaren zeelui levensgevaarlijk, laat staan voor een scheepsarts.
Als er iets waar is van de overlevering, toonde David Gallandat veel lef met zijn klim. Bij zijn zoon Isaac Gallandat treffen we onverschrokkenheid als karaktereigenschap in een andere vorm later ook aan in Hulst.

Een zelfgemaakte schets van het geruïneerde vaartuig in zijn latere werkkamer zou hem blijvend herinneren aan zijn miraculeuze redding door de Voorzienigheid.

  1. Zeeuws Archief,  Handschriftenverzameling, nr. 4515, 25-04-1760
  2. In de beperkte literatuur worden uiteenlopende maatschappijen, scheepsnamen en namen van kapiteins genoemd, maar op de ‘monsterrollen’ (de naamlijsten per schip met de namen en de functies van de bemanningsleden) van de West-Indische Compagnie en van de Commercie Compagnie van Middelburg, die zeer compleet zijn overgebleven en online goed toegankelijk gemaakt, komt de naam Gallandat niet voor. Men kan daaruit afleiden, dat hij voor een van de kleinere particuliere maatschappijen voer
  3. Eiland in de Caribische Zee, behorend tot de Antillen. Was lange tijd bij uitstek de doorvoerhaven naar Amerika voor uit Afrika afkomstige slaven
  4. Dit is het eiland St. John, onderdeel van de gordel van de Maagdeneilanden in het Caraïbisch gebied. Citaat uit het dagboek van David Henry Gallandat, in: Verhandelingen ZGW , dl 9, 1782, blz. XVIII
  5.  Engeland was op dat moment in oorlog met Frankrijk en de lading werd door de Engelsen als Franse smokkelwaar bestempeld en daarom geconfisqueerd. Bridel, blz. 41: Nous quittâmes, dit Gallandat, ce nid de voleurs, où j’ai passé les plus tristes moments de ma vie: We verlieten, zegt Gallandat, dit roversnest, waar ik de meest trieste momenten van mijn leven doorbracht.
  6. Ook m.b.t. Gallandats reizen als scheepsarts gaan auteurs (o.m. Guisan, blz. 678 en De Lint, blz. 183) herhaaldelijk onnauwkeurig en onjuist om met de feiten aangaande het aantal reizen, de duur ervan, vertrekdatums, aankomst en gebeurtenissen onderweg. Bronvermeldingen ter controle zijn er amper.
Uw inschrijving kon niet worden opgeslagen. Probeer het opnieuw.
U bent met succes aangemeld voor onze nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief