Gallandat

De goede genius van Hulst

3.      Hordenloop met verrassingen

3.2.3   De puntjes van de commissie

Radiostilte in Den Haag
Het zou op zich logisch zijn geweest als de jonge, uit Vlissingen overgekomen, arts in concurrentie met kandidaten uit de gegoede burgerij niet meteen de eerste keer tot schepen werd gekozen. Bij gebrek aan feiten is het vinden van een verklaring slechts een interpretatie. Het is mogelijk, dat de twee andere kandidaten niet capabel of waardig genoeg werden bevonden. Het is ook heel wel denkbaar, dat Rauwertz, die zijn opvolger als arts met enige moeite naar Hulst had gehaald, zijn invloed heeft gebruikt om een en ander te manipuleren. Zonder ‘kruiwagen’ is nauwelijks te duiden, dat iemand van buiten de stad slechts vier maanden na zijn komst zich kandidaat stelt voor een schepenfunctie en nog wordt gekozen ook.

De lange arm van Lodewijk van Male zorgde wel voor een blokkade, maar voor de ambitieuze Gallandat was dit een buitenkans. Maar dat de schepenplaats door een wonderlijke speling van het lot bijna een jaar onbezet bleef, was iets uitzonderlijks. Het gaf Isaac Gallandat de mogelijkheid om met een ambitie als die van zijn vader dit buitenkansje nog een zetje te geven.
Een paar dagen na de brief van stadssecretaris Paris aan de Staten-Generaal ging ook van hem een schrijven uit aan Hunne Hoogmogende Heren met het korte en zakelijke verzoek hem met de voorsz: vacante Scheepens plaats der Stad Hulst gelieven te begunstigen met strikte inachtneming van de voorwaarden van de ‘keure’ van 13501. Antwoord uit Den Haag kwam er niet, maar het uitblijven van een beslissing was in dit geval een ‘argumentum e silentio’2, dat Gallandat in de kaart speelde. Het kon alleen maar betekenen, dat de Staten-Generaal hem tot schepen wilden benoemen en krachtens de aloude wet van Lodewijk van Male netjes de periode van ‘een jaar en een dag’ in acht namen.
Op 21 juni 1785 kwam de commissie namens de Staten-Generaal3naar Hulst om het nieuwe stadsbestuur te benoemen na de reguliere zittingsperiode van twee jaar. Volgens de vaste procedure had het ‘verzetten van de wet’, zoals deze machtswisseling werd genoemd, plaats in de vergadering van burgemeester en wethouders. De commissie overhandigde daarbij de officiële, door haar ondertekende, namenlijst van de nieuw benoemde burgemeester en schepenen. Hoewel de secretaris de namen op deze lijst overschreef in het verslag van het stadsbestuur, werd er met geen enkel  woord gerept over de stand van zaken betreffende de vacante schepenplaats. Maar dat geeft niet, want het officiële  document onthulde de status quo indirect en tegelijk op originele wijze met ‘de puntjes van de commissie’. 

Afbeelding 35 (GAH SA 45).

De handgeschreven officiële electie van de magistraat van Hulst op 21 juni 1785. Op dit door de benoemingscommissie van de Staten-Generaal ondertekende document is de sinds 24 februari van dat jaar bestaande vacature nog steeds niet ingevuld. Op de plaats van de naam van de zesde schepen zijn door de commissie puntjes gezet, waarmee indirect werd aangegeven dat zij van de drie kandidaten Isaac Gallandat had gekozen.

De steden in het huidige Zeeuws-Vlaanderen hadden, sinds dit gebied veroverd was door Frederik Hendrik in 1645, hun bevoegdheid verloren aan de Staten-Generaal om zelf hun besturen te benoemen. De tweejaarlijkse benoeming van de plaatselijke magistraten was gedelegeerd aan steeds wisselende commissies, bestaande uit leden van de Staten-Generaal, die voor dit doel afreisden om de nieuwe magistraat ter plaatse te verkiezen.

Nu wist Isaac Gallandat zeker, dat hij de hordenloop had gewonnen en zijn plaats als schepen kon innemen, zodra zijn ‘wachttijd’ was verstreken.
Voor alle zekerheid herinnerde hij er de Staten-Generaal vlak voor het moment, dat hij op het regeringspluche mocht plaatsnemen, in een schrijven nog maar even aan. Eindelijk dan kon hij op 11 november 1785 voor baljuw Gerrit Otto Rauwertz de ambtseed afleggen in de vergadering van de magistraat.
Het heeft er alle schijn van, dat de benoeming van ‘de jonge eerzuchtige arts uit den vreemde’ niet bij het hele bestuurscollege in de smaak viel. De benoeming van een tussentijdse schepen was destijds in de vergadering van de magistraat al vastgelopen. Zozeer zelfs, dat men zijn toevlucht had moeten nemen tot het ‘paardenmiddel’ van een benoeming door de hoogste autoriteit, de Staten-Generaal. Het artikel in het notulenboek van de magistraat van Hulst, waarin de officiële benoeming van Gallandat in zijn ambt van schepen wordt vastgelegd, komt summier, zakelijk, haast afstandelijk over:

Afbeelding 36 (GAH SA 16).

De formulering ‘gemelde Heer’ klonk niet bepaald als een hartelijk welkom. Het benoemen van een ‘interim’-schepen had in de magistraat van Hulst al tot verdeeldheid geleid en de benoeming was daarom een zaak van de Staten-Generaal geweest. Toen Isaac Gallandat zich later kandidaat stelde voor een volledige tweejaarlijkse termijn als schepen, stuitte hij op dezelfde stuurse en afwijzende houding van een meerderheid van het stadsbestuur van Hulst.  

Wegens succes geprolongeerd

In juni 1787 liep in Hulst de tweejarige ambtstermijn van burgemeester en schepenen af. De functionarissen, die hun functie twee jaar hadden bekleed, konden niet voor een aansluitende termijn worden herkozen. Deze restrictie gold niet voor Gallandat, wiens  ambtstermijn als vervangend schepen korter was geweest. Gezien de gretigheid en de moeite, die hij eerder had gedaan, was het geen verrassing, dat hij zijn zinnen gezet had op prolongatie van zijn schepenfunctie. 
De procedure voor een nieuw tweejaarlijks stadsbestuur begon officieus met het opstellen van een lijstje met genomineerden door het  zittende stadsbestuur, dat voorafgaand aan de officiële verkiezing opgestuurd mocht worden aan aan de benoemingscommissie in Den Haag. Het was voor Gallandat ongetwijfeld een pijnlijk moment toen bleek, dat het bestuurscollege, waar hij zelf deel van uitmaakte hem niet wilde nomineren voor een volgende termijn. Opnieuw echter vond hij de benoemingscommissie van de Staten-Generaal aan zijn zijde; de heren commissieleden trokken zich van het kandidatenlijstje niets aan en benoemden hem toch in de functie van schepen van Hulst.

Afbeelding 37 (GAH SA 16, 04-06-1787).

Voorafgaand aan de officiële benoeming van het nieuwe stadsbestuur las de commissie een standaardverklaring voor met een concrete omschrijving van haar door de Staten-Generaal opgelegde lastgeving. Omgezet in meer eigentijds Nederlands lezen we, dat er goed gelet moest worden op de bekwaamste en vreedzaamste personen, zodat de steden en stadjes heel eensgezind bestuurd werden. Al was dit nobele uitgangspunt meer intentie dan werkelijkheid, misschien  bracht de commissie deze formulering in zoverre in praktijk, dat ze  hiermee aangaf zelf wel te bepalen welke personen ze bekwaam achtte voor de stedelijke bestuursfuncties. 

Bij de officiële installatie van de nieuwe magistraat van Hulst op 6 juni 1787 bleek zelfs, dat de benoemingscommissie bij vijf van de zeven kandidaten was afgeweken van de voorgedragen kandidaten.
Zo nam voor de tweede maal in korte tijd de onverkiesbaar geachte Gallandat als schepen zijn plaats in het nieuwe stadsbestuur van Hulst in. 

  1. Gemeentearchief Hulst, Stadsarchief 69A, 212AD, 02-11-1785. In het extract van de resolutie van de Staten-Generaal van deze datum wordt dit rekest van Gallandat van 7 maart 1785 aangehaald.
  2. Argumentum e silentio (Lat.) letterlijk ‘argument uit stilte’, uit het uitblijven van een antwoord kan een positief resultaat worden afgeleid (Ned. ‘wie zwijgt stemt toe’).
  3. Zie het bijschrift bij afbeelding 33
Uw inschrijving kon niet worden opgeslagen. Probeer het opnieuw.
U bent met succes aangemeld voor onze nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief