Gallandat

De goede genius van Hulst

5.1 (Not) His Masters Voice

In de eerste vier maanden van 1814 was het in de regio rond Hulst ronduit chaotisch en onveilig geweest. Naarmate de legers van de Europese bondgenoten tegen Napoleon dichterbij kwamen wisselden macht en machtsvacuüm elkaar bijzonder snel af (zie par. 4.2.2). Voor plaatselijke bestuurders, die het aandurfden om hun functie te blijven vervullen, was het met deze steeds wisselende machthebbers voortdurend spitsroeden lopen. Door zijn vlucht voor de dwingelandij van de teruggekeerde Fransen bleef Van Raden ‘zijn eigen meester’, maar moest de op zijn post gebleven Gallandat zich voegen naar ‘de stem van de Franse meester’. Deze coöperatieve houding was voor de ‘adjoint-maire’ waarschijnlijk wel de veiligste keuze, omdat de militaire bezetting van Hulst slechts een van de laatste oprispingen van de zich terugtrekkende Fransen was.

Afbeelding 75 (GAH 907, 25-03-1814)

Toen het zeker was, dat de Fransen definitief waren verdwenen, liet Gallandat het op 25 maart 1814 speciaal aangelegde notulenboek voor het ‘bestuur-in gijzeling’ op 8 april sluiten. De volledige opsomming van de op hun post gebleven personele bezetting liet er geen twijfel over bestaan, welke bestuursfunctionarissen als provisioneel en gegijzeld bestuur twee weken lang  de hete hangijzers uit het vuur hadden moeten halen en wie het gevaar had ontlopen. Ten overvloede wellicht was onderaan nog vermeld: bij absentie van d’heer Maire (= Van Raden).

De speciale gezant voor de inrichting van het Koninkrijk der Nederlanden ín Zeeuws-Vlaanderen, François de Jonge had het inmiddels ook aangedurfd om terug te keren. Een aantal uit Zeeuws-Vlaanderen uitgeweken bestuurders, onder wie De Jonge en Van Raden, hadden elkaar getroffen in Goes, waar zij zowel met elkaar, als met (afgevaardigden van) het nieuwe Nederlandse bestuur in Den Haag voeling konden houden over de  politieke toekomst. Wat er in Goes ook bekokstoofd is, in Hulst bleef het door de Fransen ingestelde tweeledig burgemeestersambt met hetzelfde duo in het nieuwe koninkrijk gehandhaafd 1.
Aan de zeer ongelijke taakverdeling tussen Gallandat en Van Raden wijzigde evenmin iets. Zolang de veelvuldige absentie en onverschilligheid van Van Raden voor de stad en zijn inwoners niet nadelig was, volbracht de toegewijde Gallandat zijn taken voorbeeldig en zonder morren. Uit de voorhanden zijne bestuurlijke correspondentie blijkt, dat ook het incassovermogen van de vice-burgemeester  zijn grenzen had. Bij twee verwikkelingen uitte Gallandat zeer uitzondelijk in de officiële documenten felle kritiek jegens Van Raden. 

Afbeelding 76 (His Masters Voice, Francis Barraud, 1898; wikipedia)

Het wereldwijd bekende hondje Nipper, gefascineerd luisterend naar het geluid uit de hoorn van de eerste generatie grammofoons. Volgens de romantische lezing van de schilder zou hij weemoedig naar ‘His Masters Voice’, de stem van zijn overleden baasje,  luisteren.

Tijdens de periode van de Franse overheersing en in de beginjaren van het Verenigd Koninkrijk  luisterde Gallandat braaf  – althans volgens openbare tekstbronnen – naar ‘his masters voice’, de stem van zijn meester, Hendrik van Raden. Twee ontwikkelingen, waarbij de ‘president-burgemeester’  naar de mening van zijn ‘loco-burgemeester’ veel te laks en onwillig optrad, laten een andere Gallandat zien. De aanslepende kwestie van  het herstel van de vestingbruggen en het verwerven van de voormalige vesting door de gemeente zorgde voor grote onenigheid tussen de twee bestuursfunctionarissen. Mede door deze twee conflicten volgde Gallandat steeds vaker ‘his own voice’.

De vestingbruggen: gedelabreerd en gedegradeerd

Al in de nadagen van de Republiek – dat was in 1814 dus al zo’ n kwart eeuw geleden – waren de kapitale bruggen aan verval onderhevig en de Franse autoriteiten vertikten het om tijdens hun overheersing (1795-1814) ook maar iets aan fatsoenlijk herstel te doen. De commune (gemeente) Hulst mocht zonder toestemming van de Franse machthebber zelf niets beslissen, zodat het al die tijd aanmodderen was met lapmiddelen, die nauwelijks soelaas boden. De dekplanken van de bruggen werden door de zwaarbeladen wagens zo vaak kapot gereden, dat de passage regelmatig verboden moest worden. Heftige discussies tussen poortwachters en lieden, die met hun voertuigen voor hun werk de stad in en uit moesten, waren aan de orde van de dag. Noodoplossingen waren van dusdanige kwaliteit, dat voor ‘man en paard’ de kans om door het dek te zakken bijzonder groot was. Ook na het overgaan van Hulst naar het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden bleef de belabberde staat van de vestingbruggen een nijpend probleem.

Afbeelding 77 (Rijksdienst voor het cultureel erfgoed, beeldbank documentnr. D-6462)

De vestingbruggen vóór de drie stadspoorten van Hulst zijn allang verdwenen en pentekeningen of schilderingen ervan ontbreken. Het voorbeeld van de brug voor de Friesche Poort van de vesting Bourtange in de provincie Groningen kan als vervangende impressie dienen. Evenals deze brug over de vestinggracht hadden in Hulst de bruggen over de vest van de poorten naar de tegenoverliggende ravelijnen een vast gedeelte en een deel, bestaande uit  een ophaalbrug.

In juli 1815 verloren de steden in Zeeuws-Vlaanderen hun vestingstatus en gingen de vestingwerken over van het ‘Ministerie van Oorlog’ naar de ‘Directie der Domeinen’ 2. Hendrik van Raden was de rentmeester (beheerder) der Domeinen en Gallandat stuurde de ene na de andere brief, maar zowel de ambtenaren ter zake, als de rentmeester gaven niet thuis. Voortdurend drong Gallandat er bij Van Raden op aan om zijn invloed aan te wenden, maar deze weigerde pertinent. Hij betoogde, dat de vesting spoedig verkocht zou worden en dat restauratie daarom weggegooid  geld was 3.
Eind 1817 was de situatie ronduit alarmerend en een getergde en gefrustreerde Gallandat veegde Van Raden schriftelijk de mantel uit:

over den gedelabreerden (vervallen; bouwvallig) en gevaarlijken staat in welken zich de bruggen en dammen aan de Gentsche en Dubbele Poort bevinden, zonder dat de vriendelijke aanzoeken van eenig het minste gevolg geweest zijn en de voorschreve degradatiën (beschadigingen) zoodanig hand over hand toegenomen zijnde dat die bruggen (in het bijzonder die aan de Dubbele Poort als op welke in het geheel geene dekplanken meer zijn, de onderplanken zich vol gaten en hier en daar in stukken en brokken bevinden en het roosterwerk van de brug op onderscheidene plaatsen geheel verrot is) niet meer zonder een eminent gevaar kunnen bereden worden, inviteren wij Uedelgestr nu schriftelijk om dadelijk en zonder het minste uitstel de zoo hoognoodige reparatiën aan gemelde bruggen zoowel als aan de van weerszijde afgezakte dammen als langs welke afzakking en door de amotie van eenige der aan den waterkant staande paaltjes, reeds eene kar en paard met deszelfs lading in de vest zijn gevallen, te doen bewerkstelligen en dezelve in eene behoorlijke orde te doen onderhouden, bij ontstentenis van welk wij Uedelgestr. voor de eventueel door dat verzuim te ontstane schaden en ongelukken bij deze en nu voor alsdan verantwoordelijk stellen. 4.

De boze brief was nog veel langer dan het bovenstaande citaat, want er deugde nog veel meer niet. Het klinkerdek onder de stadspoorten was een gatenkaas van kuilen en verzakkingen en het poortgewelf van de Bagijnepoort miste zoveel bakstenen, dat het serieus dreigde in te storten. Hoewel Van Raden onder de schriftelijke verwijten bedolven werd, kwam er van hem alleen wat zielig gemekker, dat zijn vice-burgemeester hem andermaal ernstig aangeschreven had en daar bleef het bij. In juni 1820, bijna drie jaar later alweer, besliste Zijne Majesteit Koning Willem I goedgunstig, dat de gemeente Hulst de wallen inclusief de drie stadspoorten en de vestingbruggen in erfpacht kreeg. De administratieve molen van de ‘Dienst der Domeinen’ draaide echter zo tergend langzaam, dat het nog bijna een jaar duurde voordat de gemeente officieel de erfpacht kreeg. Op 21 april 1821 passeerde ten langen leste de notariële akte en een maand later ging de gemeenteraad van Hulst akkoord met de erfpacht  van f 110,- per jaar. Eerst nu kon het stadsbestuur zelf het herstel van de stadspoorten en vestingbruggen aanpakken en verstomde ook het geweeklaag over de deplorabele staat van de toegangen tot de stad.

  1. Gallandat was in het Franse Keizerrijk omstreeks 1806 ‘adjoint maire’ (toegevoegd burgemeester) onder Van Raden geworden ( par. 4.2.1) en heeft deze functie  steeds uitgeoefend. De bestuurlijke vorming van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden kostte enige tijd, onder meer a.g.v. de ontsnapping van de gevangen Napoleon, die in de ‘Slag bij Waterloo’ definitief moest worden uitgeschakeld. In deze overgangstijd handhaafde men uit praktisch oogpunt veel zittende bestuurders in hun functie, eerst voorlopig en daarna definitief.
  2. De instantie, die roerende en onroerende staatseigendommen beheert en in opdracht verkoopt.
  3. GAH, Raadsnotulen, 899,2i; Notulen B&W, 207,10; W2, 2.8.18, 8.8.1918, no 31, le afd.; 1250, ingekomen stukken 07.07.1918 no 14/13.
  4. GAH 1040, 78.
Uw inschrijving kon niet worden opgeslagen. Probeer het opnieuw.
U bent met succes aangemeld voor onze nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief